Tijdens de afgelopen redactievergadering van Inspirare kwam het even ter sprake: bedieningen genoemd naar de persoon in kwestie, man of vrouw. Je kent ze misschien wel: de zus-en-zo-ministries. Het lijkt alsof ze als paddenstoelen uit de grond schieten. Met gelikte websites, socialmediakanalen en soms zelfs merchandise. Als het helemaal professioneel is, dan volgen er ook nog een x-aantal zelfgeschreven en zelf uitgegeven boeken in het rijtje. En natuurlijk regelmatig een internationaal aandoende conferentie…
Ik merk bij mezelf dat dit soort bedieningen een haat-liefdegevoel bij me oproepen. Niet in het openbaar, maar in mijzelf. In het openbaar zal ik me niet zo snel uitspreken over een andere persoon of een andere bediening. Niet omdat ik dat niet durf, maar omdat ik het niet ‘chic’ vindt: God gaat zijn weg, ondanks wat ik er nu wel of niet van vind.
En ik vind er dus wel iets van, ik noemde het al: die interne haat-liefdeverhouding. Aan de ene kant ben ik wars van persoonsverheerlijking. Welke bediening dan ook, het gaat om het Koninkrijk van God, om de naam van Jezus. Niet om de een of andere fantastische spreker (m/v), om de geweldige wonderen en tekenen die gebeuren, genezingen, bevrijdingen of wat voor soort zalving iemand dan ook maar heeft. En als er dan ook nog aan verdiend wordt… Opnieuw: ik ben niet tegen verdienen of tegen een salaris, maar het evangelie als verdienmodel doet mijn wenkbrauwen wel fronsen. Tot zover de “haat”-kant.
Maar, er is ook liefde. Ik noemde het al even: God gaat zijn weg. Over het algemeen wordt het evangelie verkondigd en gaat het om de naam van Jezus. Oók bij een flink aantal persoonlijk getinte bedieningen. Er gebeurt iets: mensen komen tot geloof, vinden vernieuwing, heling of zelfs lichamelijke genezing. Als de naam van Jezus klinkt en er gewezen wordt op het Koninkrijk van God, dan is dat toch mooi? Even los van hoe ik persoonlijk denk over de ‘zus-en-zo-bediening’ van de persoon in kwestie. God gaat zijn weg, dit is de “liefde”-kant.
Paulus helpt me een beetje in zijn brief aan de gemeente in Filippi, als hij schrijft dat het gaat om het verkondigen van de naam van Jezus (1:14-19), ongeacht de motivatie hierbij: met goede of met onzuivere bedoelingen. Dit schuurt en geeft wat mij betreft meer dan voldoende stof tot nadenken en stof om over door te praten. Ben ik de enige hierin of is mijn haat-liefdegevoel herkenbaar?
Comentarios