Proeven en watertanden
- Reinhard van Elderen
- 5 dagen geleden
- 3 minuten om te lezen
Proeven en watertanden. Aanzetten tot charismatische vernieuwing.Ā
Ronald Westerbeek. KokBoekencentrum Utrecht 2025, 272 blz., ⬠22,99
Ā
Proeven laat Westerbeek ons zeker van inzichten die hij ontwikkelt, en van een heldere indeling van de breedte van de pentecostale en charismatische vernieuwing. In dit eerste deel put hij uit vele bronnen. Het valt echter op dat het register van namen en begrippen incompleet en niet consistent is, en dat de beknopte bibliografie niet alle geciteerde titels vermeldt.
Boeiend is zijn uiteenzetting over de theologie van het Koninkrijk als enacted, inaugurated eschatologie. Door het kruis en de opstanding van Christus is de toekomst begonnen en de ākrachten van de komende eeuwā zijn ook nu al aan het werk. Dit verbindt hij wel nadrukkelijk met een theologie van het kruis. De ervaring van gebrokenheid, de worsteling om sociale en ecologische gerechtigheid blijft met ons meegaan, als integral mission. Het herstel waaraan Gods Geest werkt is betrokken op de schepping, bewerkt gerechtigheid en schenkt nieuwe krachten aan ons lichaam en ons innerlijk. Dit is voor hem ook het watertanden: iets geproefd hebben en met diep verlangen uitkijken naar de voleinding. Daarbij benadrukt hij ook dat wij afhankelijk zijn en blijven van wat God doet. Dat ziet hij, in het spoor van Abraham Kuyper, ook bij Jezus, die als mens steeds opnieuw kracht van de heilige Geest moest ontvangen. Wij hebben dus geen gezag en kracht om volgens onze wensen wonderen te verrichten. Het blijven gaven die God schenkt. Daarom verzet hij zich tegen theologieĆ«n die overwegend nadruk leggen op het āreedsā van Gods koninkrijk. Dit is vaak verbonden met grote nadruk op huidige apostelen en zalving door hun handoplegging en geloof als voorwaarde voor genezing. Een generatie vol geloof zou Gods invasie in deze wereld kunnen voorbereiden.
Vanaf hoofdstuk 4 (Meewerken met God) komt hij meer tot een beschrijving van wat voor hem charismatische vernieuwing is. Het valt daarbij op dat het aantal bronnen waarop hij zich beroept nadrukkelijk minder is dan in de eerste hoofdstukken. Deels is dat omdat hij hier nieuw terrein probeert te ontginnen. Maar het valt me ook op dat hij hierbij geen gebruik maakt van een aantal goede aanzetten die in Geestkracht en InspirareĀ verschenen zijn, bijvoorbeeld rond gezag in de dienst der genezing en onderscheiding.
Het meest vernieuwend en uitdagend vind ik zijn vijfde hoofdstuk (Groeien in vertrouwelijke omgang en een opmerkzaam leven). De charismatische inzet bij spreken van God en ontvangen van openbaringen verbindt hij op een overtuigende manier met de brede christelijke spirituele traditie die spreekt over groeien in ontvankelijkheid en onderscheiden. Dat vereist vorming in de vertrouwelijke omgang met God, dieper ontvankelijk worden voor zijn liefde, vernieuwing van ons karakter, houding en gedrag (vrucht van de Geest) en verkondigen en zichtbaar maken van het Koninkrijk (door kracht en gaven van de Geest). Dat zijn processen die tijd vragen, groei, leren. Meer open worden voor de liefde van God leidt ook tot grotere bewogenheid met het lijden in deze wereld. Deze ontvankelijkheid voor God vraagt rust, verstilling en gerichte meditatieve oefeningen, zodat wij gevoeliger worden voor het verstaan van Gods leiding. Dit lijkt me voorwaarde voor een gerijpte charismatische vernieuwing.
Beduidend minder enthousiast ben ik over wat hij schrijft over charismatisch pastoraat. Dat blijft te abstract, geeft geen duidelijke handreiking voor de praktijk. Hij schrijft over gebedsministry, dat in de kring van New Wine een ingeburgerd model geworden is. Mijn moeite met dit model zit met name daarin, dat er geen ruimte is voor wat degene voor wie gebeden wordt, inbrengt als vraag of verlangen. Alle nadruk ligt op indrukken die de Geest geeft. Ik vraag me nog steeds af welke praktijk in de Bijbel raakt aan deze wijze van bidden met elkaar. Westerbeek benoemt ook het risico van manipulatie. Maar zijn indrukken die zich voordoen in zoān moment van gebed een vorm van profetie, zoals hij suggereert?
Wat hij verder schrijft over gebedspastoraat is het werkmodel van New Wine. Ik kan moeilijk uit de voeten met wat hij stelt: āIn het charismatisch pastoraat bewegen we mee met wat de Vader op dat moment wil doen en waaraan Gods Geest kracht verleent.ā (222) Hoe weten we dat? Verstaan wij zo duidelijk Gods wil? Of is het toch veeleer een zoeken, ook naar woorden, waarbij de Geest ons gebed opneemt en vaak ook voorbij onze onkunde handelt?
Sterk is dan wel weer dat hij met overtuiging schrijft dat we door het geloof niet boven de realiteit van ons aardse bestaan uitstijgen, dat we leven met pijn en teleurstelling, en daarin met God verbonden zijn.
Al met al is dit zeker een waardevolle poging om aanzetten te geven voor denken over charismatische vernieuwing. Ik deel zijn verlangen naar groei en verdieping, en zie met hem uit naar praktijken die ook buiten de gemeente van Christus mensen laten watertanden.
Ā
Reinhard van Elderen, predikant Protestantse Wijkgemeente Nootdorp


Opmerkingen