The Creed and the Christian Life
- Henk Bakker
- 7 sep
- 5 minuten om te lezen
The Creed and the Christian Life. Marcel Sarot, Peeters Leuven 2024, xiv + 177 blz., ⬠48,00
Ā
Marcel Sarot heeft met zijn boek The Creed and the Christian LifeĀ een mooie bijdrage geleverd in de gerenommeerde serie Louvain Monographs in Theology and Religious Studies (nr 51). De titel drukt kort en krachtig uit wat de bijdrage doet en waarom het boek voor huidige lezers interessant is. Het bespreekt niet alleen de inhoud van het Credo, maar wil het ook laten landen in het geleefde geloof van elke dag. Daarom de titel The Creed and the Christian Life: deze benadering maakt van de geloofsdoordenking niet alleen een dogmatische verhandeling, maar ook een geloofsoefening.
Het komt als een verrassing dat dit boek over de Apostolische Geloofsbelijdenis verschijnt in het jaar voorafgaand aan de herdenking van de Belijdenis van Nicea (325 AD, in 2025 zeventienhonderd jaar geleden). Anders gezegd: eerder zou een boek over die belijdenis te verwachten zijn, maar Sarot legt uit waarom hij toch voor het Symbolum ApostolicumĀ heeft gekozen. Het NicaenumĀ heeft meer tekst dan het (latere) Apostolicum, omdat de tekst van de eerste sterk samenhangt met het debat dat op het concilie werd gevoerd. Het christologische debat heeft het NicaenumĀ sterker tijdbepaald gemaakt dan het Apostolicum. De laatste belijdt het hoognodige, ontdaan van overtollige contextuele zinsdelen, stellingen en paragrafen.
Wel is de historische situering daarmee (erg) kort geworden, ook de geschiedenis en invloed van de tekst. Sarot had bijvoorbeeld in kunnen gaan op Lieuwe Westraās gepubliceerde proefschrift The Apostleās Creed: Origin, History, and Some Early Commentaries (2002; PhD onderzoek KTU Utrecht, 1992-1995), vooral op de totstandkoming van āregional types of the creedā. Sarot laat zich niet afleiden, refereert wel aan discussies in noten en vooral in de (maar liefst) elf excursen die het boek telt. De excursen geven hem ruimte om nadere informatie te geven over inhoudelijke en historische discussies die de bestudering van de Apostolische Geloofsbelijdenis met zich meebrengt.
Verrassend is de insteek om de tekst niet als een opsomming van de overgeleverde hoofdpunten van het christelijke geloof te zien, maar als een actualisering daarvan in het hier en het nu (het geleefde geloof), als de belijdenis gezamenlijk of individueel wordt uitgesproken. Zo is deze immers bedoeld, als een liturgische bezinning die ook iets van het gezegde verricht of tot stand brengt. Sarot sluit daarom aan bij de āspeech actā-hermeneuse en gebruikt die benadering om uit te leggen hoe tegen de belijdenis dient te worden aangekeken. Het ApostolicumĀ is meer dan slechts āconstativeā bedoeld. Zij is vooral ācommissiveā: zet iets in werking en is performatief van aard.
Volgens Sarot is de belijdenis in het format waarin deze voorligt trinitarisch van strekking. De inhoudsopgave laat dit patroon zien. Uit de bespreking van God de Vader volgen die van de Zoon en de Geest. Bij de Vader wordt ook het thema Zoon behandeld, waarna achtereenvolgens de incarnatie, het lijden, de opstanding, de hemelvaart en het laatste oordeel ter sprake komen. Dan volgt het hoofdstuk over de Geest, waaronder de uitspraken over de Kerk, de gemeenschap, de vergeving, de wederopstanding en het eeuwige leven zijn gegroepeerd.
Maar deze indeling is niet vanzelfsprekend, omdat het centrale deel van de belijdenis het evangelie van Christus is. Dit wordt opgesomd met de woorden āen in Jezus Christus, die⦠die⦠die⦠dieā¦ā Over de Geest staat het zo niet. Daar worden vijf geloofswaarheden beleden die onder elkaar staan, en niet naast elkaar. Over Christus worden vijftien uitspraken gedaan (titels, heilsmomenten), over de Geest maar ƩƩn.
De besprekingen zijn inhoudelijk sterk, omdat Sarot bij elk onderdeel van de geloofsbelijdenis haarfijn weet uit te leggen waarom dit er staat, hoe het er staat en welke vragen dit oproept. Daarbij weet hij zijn weg in de bronnen, in de secundaire literatuur, en weet hij het geloofsgoed ook te actualiseren. Hij kent ook de vragen van nu, en dat maakt dit boek tot een beknopte inleiding en handleiding in het christelijk geloof voor de kerk van nu. Alle fundamentele geloofspunten van het christelijk geloof komen aan te orde.
Op Christus en de verhouding tot de Vader gaat Sarot uitvoerig in (27-30). Bij deze relatie ligt immers het absolute begin van de christelijke theologie. Sarot raakt hier wezenlijke zaken aan, zoals de wijze waarop, en de mate waarin God een Vader-kind relatie met IsraĆ«l had, hoe die relatie geduid moet worden en hoe anders dit door de komst van Christus is geworden. Volgens Sarot bracht Jezus IsraĆ«l, en van daaruit de Kerk, in een geestelijke band (Vader-geestelijk kind) die IsraĆ«l daarvoor niet kende. Deze gedachte brengt hem tot de stellige conclusie dat āit is obvious that this way of addressing God is not based on Godās relationship with the people of Israel of which Jesus is a member. Rather He addresses God as Father because of his own, very specific, most intimate relationship with Godā (27). Ik waag dit te betwijfelen, omdat zoonschap in de evangeliĆ«n een corporatief en geen individualistisch beeld is, net als Mensenzoon, Messias, knecht etc. Jezus is de belichaming van de Zoon die IsraĆ«l was en is, en die hij vervolmaakte. Ook het begrip āeniggeboren zoonā (monogenĆØs) is IsraĆ«litisch van oorsprong (cf. IzaƤk) en verbindt het eeuwige zoonschap met het aardse. Toch ziet Sarot geen verband tussen Christusā eeuwige voortkomen uit de Vader en het aardse voortkomen uit Maria: āthe role of God in the conception of Jesus was not that of a fatherā (58). Jezusā relatie tot de Vader komt hiermee nagenoeg los van IsraĆ«l als collectivum te staan. De vraag is of dit houdbaar is in het licht van recent onderzoek. Kijk naar bijbelteksten als Hosea 11:1 (en er zijn er nog meer) en bijvoorbeeld het Achttiengebed: ādoe ons omkeren, onze Vader⦠Vergeef ons, onze Vaderā (uit laatste kwart van de eerste eeuw AD, maar daarmee vanzelfsprekend niet uit de lucht vallend). Jezus kwam het zoonschap voor IsraĆ«l vervullen, herstellen en vernieuwen, en liet daarbij zijn volk als niet los.
Sarot voert veel bestaande discussies op, vooral in de excursen (zoals de vraag naar de verantwoordelijken voor de kruisiging), en het is altijd boeiend om naar hem te luisteren. Het afsluitende hoofdstuk over de ācommitmentā, het āamenā dat de belijdende gemeente uitspreekt, bevestigt het uitgangspunt van Sarot dat de tekst ook iets aan de gelovigen verricht (en wat dat is, is niet te sturen met academische toelichting). Het boek is boeiend, goed leesbaar en doet uitstekend dienst als gespreksstof voor kerkelijke studieavonden, huiskringen en dergelijke (het is natuurlijk wel in het Engels geschreven). Het gebruik wordt vergemakkelijkt door bijvoeging van tekstregister, zakenregister en namenregister. Van harte aanbevolen.
Ā
Henk Bakker, hoogleraar McClendon Chair for Baptistic and Evangelical Theologies, VU Amsterdam


Opmerkingen