Exegetische verkenning van Lucas 10:38-42
– door Bernhard J.G. Reitsma –
Marta is bijna spreekwoordelijk geworden voor de ‘gastvrouw die zich over van alles zorgen’ maakt (heiligen.net). Elly en Rikkert zingen over Marta als de gelovige die altijd maar voor de Heer aan het werk is en eindelijk eens haar bezem moet neerleggen om naar de Heer te kunnen luisteren (‘Marta, Marta’). Dat is dan wat Maria, de zus van Marta, doet: zij zit aan de voeten van Jezus om naar zijn woorden te luisteren (v. 39). Maria wordt geprezen, Marta krijgt een berisping van Jezus, omdat ze zo druk bezig is. In de geschiedenis van de uitleg is Marta wel gezien als de representatie van het actieve leven en Maria van het contemplatieve of zelfs van respectievelijk de rechtvaardiging door werken tegenover de rechtvaardiging door het geloof.[1] De vraag of je een Marta of een Maria bent, is op die manier een voor de hand liggende toepassing van dit gedeelte.[2]
Toch blijft de vraag zich opdringen of dat nu de intentie van deze passage is. Volgens Johannes is Marta een zeer gelovige vrouw, die Jezus hoog heeft en gelooft. Toen Lazarus, haar broer, gestorven was, kwam Marta Jezus tegemoet in het geloof dat Jezus de Messias was, de Zoon van God die in de wereld komen zou, en dat Jezus macht had om Lazarus te genezen (Joh. 11:20-27). Wat wil Jezus hier dan zeggen? Wie maakt zich nu nooit eens zorgen? Sterker nog, zonder zorgen en drukte komt er echt geen brood op de plank. Paulus is zelfs uitermate kritisch op degene die denkt dat het niet nodig is om te werken: ‘wie niet wil werken’, die zal ook niet eten (2 Tess. 3:10). Hij draagt zulke mensen ‘op gezag van de Heer Jezus Christus (…) nadrukkelijk op rustig hun werk te doen en hun eigen brood te verdienen’ (2 Tess. 3:12). Probeert Jezus dan te zeggen dat een goede gelovige niet zorgt voor zijn of haar gasten? Moet je Gods water maar over Gods akker laten lopen, omdat Hij toch wel voorziet? Een korte exegetische verkenning.
De situatie
In kinderbijbels zie je bij dit verhaal nogal eens een schets van twee vrouwen die samen met Jezus in één kamer zijn. Jezus is met Maria in gesprek en Marta keert zich verontwaardigd met schort en bezem tot Jezus. Toch zal het er in werkelijkheid wat anders uitgezien hebben. In de tijd van Jezus was het voor een man uitermate ongepast om bij twee vrouwen op bezoek te gaan. Daarmee zou Jezus, naast zijn eigen reputatie, ook de eer van deze vrouwen aantasten en hun een slechte naam bezorgen in het dorp. Hoewel vers 38 ons in een westerse context op een verkeerd spoor kan zetten, is het toch niet zo moeilijk te ontdekken wat er gebeurt.
1. Jezus is – als rabbi – met leerlingen onderweg (Luc. 10:17-23) en komt aan in een dorp, waar Marta Hem ontvangt in haar huis. Dat betekent niet dat de leerlingen waarmee Jezus onderweg is, buiten moeten wachten. Jezus wordt genoemd als de meester van de groep en als Hij ontvangen wordt, dan zijn ook de anderen welkom, al zullen niet de eerder genoemde 70 uitgezondenen daarbij zijn geweest. Gastvrijheid is een van de belangrijkste deugden in het Midden-Oosten en komt vaak met een maaltijd. Het echte plaatje is dus een huis vol gasten.
2. Als Marta expliciet genoemd wordt als degene die de groep ontvangt, betekent dit dat zij het hoofd van het huishouden is. Waarschijnlijk is de moeder van Marta (en dus van Maria en Lazarus) overleden en heeft Marta als oudste dochter haar plaats ingenomen in het huishouden.[3] Zij is ervoor verantwoordelijk dat iedere gast zich thuis voelt.
3. Gebruikelijk in deze context is – hoezeer wij daar vandaag afstand van hebben genomen – dat de vrouwen in het vrouwenvertrek, meestal achter in het huis, de maaltijd klaarmaken, terwijl de mannen in het mannenvertrek voor in het huis over religieuze en maatschappelijke kwesties in gesprek zijn. Dat betekent in deze passage dus dat Marta de keukenploeg aanstuurt en de mannen luisteren naar de uitleg van de wet door rabbi Jezus. Als de mannen gegeten hebben, zijn de vrouwen aan de beurt. Dat was de normale gang van zaken.
4. Het merkwaardige is in deze context dus niet, dat Marta aan het werk is en voor de gasten zorgt. Dat is haar verantwoordelijkheid. Zij moet ervoor zorgen dat iedereen zich thuis voelt. Een bekend spreekwoord in het Midden-Oosten is: ‘Mijn huis is jouw huis’. Dat is meer dan: ‘Doe alsof je thuis bent’. Het betekent: ‘Je bent deel van onze familie. Dit is jouw eigen huis’. Marta heeft de culturele plicht om dat te realiseren en dat betekent ook dat er een goede maaltijd op tafel komt. Het vreemde in dit verhaal is dat Maria bij de mannen is gaan zitten. Ze is leerling geworden, student theologie zou je kunnen zeggen. Dat was ‘not done’. Daarmee maakte ze niet alleen de mannen onrustig, ze zette ook haar eigen reputatie op het spel. En daarmee die van Marta, die blijkbaar niet in staat was om – als oudste vrouw in het gezin – haar eigen zus in het gareel te houden. Dat kon in die culturele context vergaande consequenties hebben. ‘Wat zullen ze in het dorp zeggen? Wat zal de familie wel niet denken? Wie wil nu nog met haar trouwen?’[4] Misschien is dat ook wel de belangrijkste reden dat Marta – via Jezus – naar haar zus uitvalt: ‘Maakt het U niet uit, dat Maria mij niet helpt, en de traditie aan haar laars lapt?’
5. Het gaat hier al met al niet om een mopperende Marta, die het allemaal te zwaar vindt, die veel te hard werkt en nodig moet leren loslaten, of die zich verongelijkt voelt omdat haar zus haar alles alleen laat doen (v.40). Praktisch gezien zal dat ook niet het geval zijn geweest. Meerdere vrouwen uit het dorp zullen zich hebben gemeld om te helpen, want zo gaat dat in een gemeenschapscultuur. Nee, wat Marta ten diepste dwars zit, is de reputatie en eer van de familie, omdat het een schande is dat Maria zich niet aan de traditionele rolpatronen houdt.
Sleutelwoorden
Die context helpt ons bij de uitleg van dit gedeelte. Als dit de gewone gang van zaken is, waarom berispt Jezus Maria dan niet, maar spreekt Hij Marta aan? Er zijn een paar sleutelwoorden die ons de weg wijzen.
1. In vers 40 staat dat Marta afgeleid werd met betrekking tot het dienen. De NBV21 vertaalt peri-espato met ‘volkomen in beslag genomen worden’. Het is een imperfectum dat aangeeft dat dit aan de gang is, bezig is te gebeuren. Het staat bewust tegenover het luisteren van Maria, ook een imperfectum vorm. Terwijl Maria bezig is met luisteren, wordt Marta voortdurend afgeleid of weggezogen door het dienen. Afgeleid worden – perispaomai – wordt in 2 Samuël 6 in de LXX gebruikt voor de runderen die de kar met de ark trekken op weg naar Jeruzalem en dreigen te struikelen en van hun spoor dreigen te raken. Dat is daar de aanleiding voor Uzza om de ark vast te grijpen, wat hij met zijn leven moet bekopen. Het geeft in Lucas iets aan van Marta die zo opgaat in het dienen, dat ze afgeleid wordt van waar het in het dienen (diakonia) nu eigenlijk om zou moeten gaan. Ze mist haar doel. Dienen is op zich namelijk bij Lucas niet negatief. De vrouwen rondom Jezus dienen Hem met hun gaven en zorgen praktisch voor Jezus (Luc. 8:3, zie 4:39). Dienen is ook het kenmerk van goed leiderschap in het Koninkrijk van God en staat tegenover heersen (Luc. 22:26-28).[5] Het probleem van Marta is dat de aandacht voor het dienen ‘te veel’ geworden is en afleidt van het doel van dienen, namelijk de gasten. Marta kwam bij het dienen centraal te staan.
2. Dat blijkt uit de typering die Jezus geeft van Marta’s houding. Door twee keer haar naam te noemen spreekt Jezus haar liefdevol, maar niettemin vermanend toe: ‘Marta, Marta, je bent zo bezorgd en je maakt je druk over zoveel dingen’. Daar ligt de kern van het probleem.
a. ‘Je bent bezorgd’. Het begrip merimnao wordt door Jezus gebruikt in Lucas 8:14 voor de zorgen die, samen met de rijkdom en de genoegens van het leven, het zaad van het woord van God verstikken. In Lucas 10 gaat het over het horen van de woorden van Jezus en nu gaan die woorden aan Marta voorbij: ze worden verstikt omdat Marta zich laat inpakken door de zorgen. In Lucas 12:22-32 staat merimnao voor het bezorgd zijn over de lengte van je leven, over voedsel en kleding.[6] Dat is een kenmerk van die persoon die denkt zijn of haar eigen leven veilig te moeten stellen, in plaats van het Koninkrijk te zoeken in het besef dat de Vader in de hemel weet wat je nodig hebt (Luc. 12:30, vgl. Mat. 6:32).
b. ‘Je maakt je druk’. Thorubazoo komt verder in het Nieuwe Testament niet voor, maar is gelinkt aan het actieve thorubeoo en heeft de betekenis van emotioneel van slag zijn.[7] In Handelingen komt het voor in de context van dreigende volksopstand (Hand. 17:5) of het overlijden van Eutychus (Hand. 20:10). Markus en Matteüs gebruiken dit woord voor het ‘misbaar’ dat de klaagvrouwen maken als het dochtertje van Jaïrus is overleden (Mat. 9:23; Mark. 5:38-39). Marta is in ons gedeelte dus meer dan gewoon geïrriteerd of gefrustreerd over het feit dat ze niet door Maria geholpen wordt. Ze maakt misbaar alsof het gaat om een zaak van leven en dood.
Daarmee zegt Jezus dus niet tegen Marta dat zij niet gastvrij mag zijn of niet hoeft te zorgen voor haar gasten. Zoveel is intussen wel duidelijk. Jezus zegt ook niet dat je simpelweg met Hem moet leven en verder niets hoeft te doen. We zouden een en ander zo kunnen duiden, dat het Jezus gaat om de essentie van het leven. Gastvrijheid draait om de gasten! Marta wordt van die gasten weggezogen door het dienen. In vers 40 staat Marta centraal. Drie keer gebruikt ze het woord ‘mij’.[8]Mijn zus laat mij alleen het werk doen, zij moet mij helpen. Het lijkt erop dat het hier helemaal om Marta gaat. Dat is niet onbegrijpelijk, want de kans is groot dat het dorp juist nu extra op Marta als gastvrouw let. Als oudste dochter van een overleden moeder moet zij zich bewijzen. Wat bakt zij ervan? Doet zij onder voor haar moeder of niet? Haar reputatie staat op het spel en wanneer ze niet voor de test slaagt, zal het dorp daar nog jaren over roddelen. Misschien probeert ze wel de beste gastvrouw van het dorp te worden. Haar leven hangt ervan af…
3. ‘Eén ding is noodzakelijk.’ Dit is blijkbaar een lastige zin. In de manuscripten zien we diverse tekstwijzigingen. Toch ligt het in de context van ‘zorgen’, zoals Lucas daar in het volgende hoofdstuk over spreekt, voor de hand dat het gaat om de focus op het Koninkrijk van God, die al onze zorgen over leven, voedsel en kleding in een ander licht stelt. Dat wordt duidelijk in de manier waarop Marta en Maria met hun gast omgaan. Gastvrijheid is namelijk nooit een doel op zichzelf, maar is er altijd op gericht dat de gast zich thuis voelt en tot zijn recht komt. Marta is in haar gastvrijheid op zichzelf gericht, op haar eer en reputatie. Ze maakt zich zorgen alsof Jezus er niet is. Als ze werkelijk doorheeft wie Hij is, zal ze haar dienen in een ander licht gaan zien. Maria is wel gericht op de gast en wat Hij te bieden heeft. In zijn woorden komt het Koninkrijk van God nabij. Alle andere dingen, die op zich niet onbelangrijk zijn en waar je ook je verantwoordelijkheid in mag nemen, worden niettemin geschonken als je eerst dat Koninkrijk zoekt (Luc. 12:31). Dat is het ene dat noodzakelijk is. Uiteindelijk is Jezus niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen en zijn leven te geven als een losprijs voor velen (Mark. 10:45). En – het zij ten overvloede genoemd – dat Jezus Marta terecht wijst en Maria als voorbeeld noemt, laat ook zien dat er voor Jezus in het luisteren naar zijn woorden geen onderscheid is tussen man en vrouw. In het Koninkrijk zijn allen leerling.
Bernhard Reitsma is hoogleraar Kerk in de context van de islam aan de VU Amsterdam en lector Diversiteit en Professionaliteit aan de CHE. E: reitsma@solcon.nl
[1] J. Nolland, Luke. WBC, Vol. 35B (Dallas: Word, 1993), 602.
[2] Carianne Ros, ‘Ben jij meer een Marta of een Maria’, https://eva.eo.nl/artikel/2020/10/ben-jij-meer-een-marta-of-een-maria, 7 oktober 2020, geraadpleegd op 9-06-2022.
[3] De andere optie, dat zij weduwe is (vgl. Nolland, Luke, 603) is theoretisch mogelijk, al ligt dit minder voor de hand, omdat Marta dan bij haar schoonfamilie zou wonen en haar schoonmoeder of anderen in de familie de honneurs zouden waarnemen.
[4] Zie K. E. Bailey, Jesus Through Middle Eastern Eyes. Cultural Studies in the Gospels (London: SPCK, 2008), 193.
[5] Nolland, Luke, 604.
[6] Vgl. Matt. 6:24-34, waar zorgen in verband gebracht worden met de macht van de mammon (v.24).
[7] Liddell-Scott, BWorks 10.
[8] Zie J. B. Green, The Gospel of Luke (Grand Rapids, Mi: Wm. B. Eerdmans, 1997), 437.
Comments