top of page
  • Foto van schrijverRedactie Inspirare

Teleurstelling — een weg naar God?

Lezing op een toerustingsdag voor de medewerkenden aan de Charismatische Conventie1

door drs. Jan van der Linden

Verschenen in Bulletin voor Charismatische Theologie 54 (2004), p. 16-26


1. Verkenning en opzet

Om er in te komen geef ik twee situaties:

• Je bent naar de Conventie gekomen en je had gehoopt een rol te krijgen in één van de werkgroepen. Het was je ook min of meer toegezegd door iemand van de staf. Bij aankomst blijkt niemand er van te weten en is de groep al helemaal compleet. Je staat er buiten en verbijt je teleurstelling.

• Er is voorbede voor iemand gedaan, om vervulling met de Geest, om troost en bemoediging. De paar dagen die volgen, voelt hij zich eigenlijk alleen maar ellendiger. De handoplegging deed hem goed, maar hij is met een gevoel van leegte naar huis gegaan. Thuis voelt hij zich verward en teleurgesteld. Hij belt je op.


Wat is teleurstelling? De Grote Van Dale zegt: in zijn verwachtingen bedrogen worden. Iets wat je verwachtte gaat niet door. Je ontvangt niet wat je hoopte. Je verwachting loopt op niets uit. In het emotionele veld tussen blijdschap en verdriet behoort teleurstelling tot de lichtste vorm van boosheid. Die kan heel terecht zijn. Er zijn terechte verwachtingen van mensen tegenover elkaar. Voldoet een ander daar niet aan, dan kan ik me ook terecht bedrogen voelen. Taalkundig heeft teleurstelling te maken met te-loor, zoals in teloor-gaan: verliezen. Bij een teleurstelling lijd je verlies en dat doet meer of minder pijn. Ik kies ervoor met name op die lijn verder te denken en onderscheid drie soorten teleurstelling

• Teleurstellende ervaringen: het gaat anders dan ik gehoopt had; mensen vallen tegen, je partner verstaat niet wat er in je omgaat, je kind maakt heel andere keuzen dan je gehoopt had. Je baan valt tegen. Het leven is er vol van.

• Existentiële teleurstelling: een man is ontgoocheld over wat het leven hem en zijn kinderen aandoet. Hij voelt zich bedrogen door het leven. Hij zou zijn ticket wel terug willen geven. Hij is teleurgesteld in het leven zelf.

• Religieuze teleurstelling: een vrouw is volledig afgeknapt op Jezus. 'Jullie hebben me in mijn jeugd allemaal verhalen verteld: Jezus redder, Jezus helper, niks van waar. Hij redt of helpt helemaal niet, allemaal sprookjes. Ik heb niks meer met Jezus, voor mij heeft 'ie afgedaan.'


Hoe gaan wij mensen meestal om met de pijn van de teleurstelling?

• Je kunt de pijn niet (willen) voelen en die wegwerken: je ontkent dat je teleurgesteld bent, je slikt het weg, je vreet het op, je verdringt het — met de risico dat de teleurstelling zich in je ophoopt en je een gefrustreerd mens wordt.

• Je kunt de pijn ook van je áf gooien naar een de ander: - naar degene die je teleurgesteld heeft: je gaat je gram halen — of naar een derde: iemand die je met jouw teleurstelling aan boord komt.

• Je kunt de pijn ook toelaten, voelen, er verdriet van hebben, er met iemand over praten om te zien hoe het nu zit en of je kunt loslaten. Het is zinnig even na te gaan bij jezelf welke van de drie reacties het dichts bij jou ligt: verzwijgen/ontkennen — van je af gooien — toelaten/doorwerken?


Hoe een mens reageert op teleurstellende ervaringen hangt samen met een soort persoonlijke lenigheid of souplesse, die je al of niet eigen is geworden. Heb je in je opgroeien geleerd met teleurstelling om te gaan of ben je altijd een beetje gepamperd en uit de wind gehouden? Het verhaal van prins Gautama vertelt dat alle leed en lelijks zorgvuldig van hem werd vandaan gehouden. Dan komt de werkelijkheid opeens hard aan. Of was het zo dat teleurstelling er niet mocht zijn thuis, omdat er überhaupt geen 'negatieve' gevoelens verdragen werden en die dus werden ontkend. Flauwe kul. Stel je niet aan, flink zijn. Wegslikken. Een opvoeding in verdringing. De vraag is daarom of je het vermogen hebt kunnen ontwikkelen om bepaalde verwachtingen los te laten, zonder dat je in een gat valt, omdat je ervaren hebt dat er méér is in je leven en je een plek hebt ontvangen om te staan.


Pastores en medewerkenden op de Conventie komen geregeld in aanraking met grote verwachting — verwachtingen die ook gewèkt worden — maar juist daardoor worden zij ook geconfronteerd met heftig onbehagen. Juist op een Conventie hebben mensen immers de kans een fikse teleurstelling op te lopen en dan komen ze bij jullie — en dan? Die vraag is de aanleiding voor mijn verhaal. Ik wil eerst iets zeggen over gespreksvoering. In gesprek- ken kun je methodisch reageren op teleurstelling, op een manier dat je niet zelf verstrikt raakt in de gevoelens van de ander. Dat is dus een heel praktisch begin (2). Daarna maak ik een paar psychologische opmerkingen over paradijsverlangen en idealen, verwachting en teleurstelling (3). Teleurstelling op de weg van het geloof is het volgende (4). Voortgaan op de weg van het verlangen sluit daarbij aan (5) en tenslotte zeg ik iets over zuivering (onthechting) en vervulling (6).


2. Gespreksvoering: valkuilen en mogelijkheden

Wie verstrikt raakt in de teleurstelling van een ander, komt niet meer aan een echt gesprek toe. Sophie bijvoorbeeld, had echt gehoopt dit keer mee te doen in de groep van de voorbede en handoplegging. Maar niemand had op haar gerekend en ze had het er nog wel over gehad met Wim. Teleurgesteld loopt ze rond en klampt je aan. Sophie heeft dus een min of meer verborgen conflict met Wim. Hij heeft niet voor een plaats gezorgd. Hij heeft niet aan haar gedacht. Dat is een akelige ervaring, die erkenning verdient. Als Wim dit gezegd heeft en het niet is nagekomen is dat heel slordig en onzorgvuldig. De koninklijke weg voor Sophie is naar Wim toe te gaan en hem haar ervaring te vertellen. In dit geval wil Sophie dat niet. Het risico voor de pastor is dat hij nu tussen Sophie en Wim in gaat zitten. Dat ligt voor de hand, want hij houdt ook niet van ruzie of kan er niet tegen. Het is ook zijn belang dat dit gedoe zo gauw mogelijk uit de wereld raakt, dan heeft iedereen weer vrede en daar komen we hier toch voor! Zo is er de impuls om de teleurstelling van Sophie re bagatelliseren of te dempen. Wanneer je dat probeert of nog anders: je gaat Wim verdedigen, is het enige resultaat dat Sophie zich opnieuw niet begrepen voelt en een volgende teleurstelling te pakken heeft. Een dubbele afwijzing. Dus niet verdedigen: de kerk niet, de CWN niet en je aardige collega Wim niet. Het heeft óók geen zin die ander tot andere gedachten te willen brengen. Dat werkt contraproductief. Het effect is alleen maar meer teleurstelling. Alleen Sophie kan verandering in haar opstelling brengen, maar dan moet ze zelf aan het werk. Dat zal ze alleen doen wanneer ze erkenning krijgt. Als ik teleurgesteld ben wil ik niet veranderen, ik wil erkenning — en als ik die niet krijg, verander ik ook niet. `Ik heb toch gewoon gelijk: ik mag hier toch ook iets verwachten? Als ik hier niks mag verwachten, waar dan wel?' Wat kan de pastor in zo'n geval?

Hij kan de ander niet veranderen; hij kan in de erkenning begrip tonen voor de ervaring van die ander en laten merken dat hij het verstaat. Hij doet er echter goed aan de teleurstelling niet over te nemen, maar die te laten of terug te leggen bij de persoon zelf, op zo'n manier dat die onder ogen kan zien wat er met hem of haar gebeurt, en er zélf mee aan het werk kan gaan — dan gaat er mogelijk iets veranderen. Om een voorbeeld te geven een gesprekje tussen Conventieganger en pastor:

Cg: Ik had dat van Wim nooit verwacht, die is altijd zo zorgvuldig en nu, tegenover mij

P: Ik merk dat je erg teleurgesteld bent.

Cg: Ja. dit is toch wel het laatste waar ik voor kom, zo'n optater, ik denk dat ik vanmiddag naar huis ga....

(Dit is een kleine emotionele chantage: de Conventieganger weet dat jij dat niet graag ziet, en speelt dus een troef uit. De vraag is nu: kun jij dit aan? Kun je de teleurstelling en haar reactie bij haar laten en haar desnoods laten gaan, of ga je nu aan haar trekken vanuit jouw behoefte aan harmonie..? Valkuil.)

P: Wat ga je dan thuis doen?

Cg: Nou dan ben ik hier in elk geval weg.

P: Maar je zit nog wel met je kater.

Cg: Ja.

P: Wat wil je daar dan mee doen?

Cg: Dat zie ik wel...

P: Ik voel de zwaarte van je teleurstelling: wat stelt je nu eigenlijk het meest teleur? Kunnen we dat vinden?

De pastor laat zo de teleurstelling bij de ander. Hij gaat niet tussen Wim en Sophie bemiddelen en neemt ook het probleem niet over. Hij probeert de persoon zélf aan het werk te zetten. Het is, met andere woorden, van groot belang niet in de helpersrol te schieten.


Helpersrol is een technische term uit het model van de drama-driehoek: helper-slachtoffer-aanklager. Die driehoek tekent een onvrij gedragspatroon. Wanneer iemand de pijn van een ander niet kan aanzien (omdat die bewust of onbewust resoneert op zijn eigen pijn) schiet hij in de helpersrol — want hij moet iets met die pijn. Daarom schiet hij toe om te helpen.

Je ziet dat soms gebeuren in een groep als iemand eerlijk een eigen probleem ter sprake brengt. Er zijn dan altijd mensen die daar vol op duiken. 'Zoiets heb ik ook ervaren, ik herken je pijn' is de boodschap, ('...maar het gaat gelukkig niet over mij, dus ik hoef niet te veranderen.') Je ziet het ook in bibliodrama: als daar iemand het moeilijk heeft, schuiven er altijd een paar naar toe en beginnen volstrekt onge-vraagd een arm om iemand heen te slaan. Helpersgedrag dat voortkomt uit eigen behoefte, meestal om de pijn te verminderen. Vrijwel altijd gaat dat fout, want men reageert vanuit zichzelf. Men weet nog niet eens wat de ander vraagt of wat goed is voor hem of haar. De ander krijgt geen kans het aan te geven. Dus voelt die zich niet begrepen, raakt dubbel teleurgesteld en wijst de hulp af of hakt uit teleurstelling nu op jou in. Hij schuift dan door naar de aanklagersrol: 'jij snapt er ook helemaal niks van, is dit een charismatische Conventie ...?` Het slachtoffer wordt aanklager en de helper krijgt er van langs. En nu voel jij je miskend en wordt zielig. Je raakt zelf in de slachtofferpositie, en als je niet oppast word je zelf ook nog aanklager van die ander: `aansteller...!'


Dus niet helpen! Wel erkenning en begrip geven, want de teleurstelling is echt en doet zeer. Maar de ander moet er zelf mee aan de gang. Verhelderend daarvoor is een andere driehoek: Permissie — Protectie — Potentie. Die driehoek wijst een weg om elkaar op positieve kanten aan te spreken. Permissie: ieder mag teleurgesteld zijn: dat is zijn/haar gevoelen en het mag er voluit wezen. Je laat het staan. Protectie: ieder geeft aan waar de eigen grens ligt en die wordt wederzijds gerespecteerd. Potentie: je spreekt elkaar aan op je vermogens en krachten, op je goede bronnen.


Ter illustratie nog even een gesprekje:

P: Wat stelt je nu eigenlijk het meest teleur, kunnen we dat vinden?

Cg: Nou je komt hier in de hoop dat je geloof weer wat opgewekter wordt, dat je in een groep komt waar je iets van de liefde zal merken, dat is thuis in de kerk helemaal niet — en dan dit...'

P: Ik voel dat het pijn doet, juist omdat je zo verlangt naar iets van liefde en samen geloven.. dat is het eigenlijke, he?

Cg: Ik geloof het wel.

P: Kun je daar bij blijven?

Dit is een stap verder. Als het lukt uit de valkuilen te blijven kan het gesprek verder gaan over:

• wat maakt deze ervaring voor jou zo teleurstellend?

• welke verwachtingen leven er dan bij jou?

• wat wil je nu met deze teleurstelling gaan doen?

Bij zo'n inhoudelijk gesprek helpt een zekere optiek om naar teleurstelling te kijken. Waar kwint ze eigenlijk vandaan? Waar hangt ze mee samen? Dan blijkt de keerzijde van veel teleurstelling te liggen in de idealen en verwachtingen.


3. Paradijsverlangen en idealen, verwachting en teleurstelling

Er leeft in ons mensen een hunkering naar volmaaktheid. Psycho-analytici nemen veelal aan dat dit voortkomt uit onze vroegste herinneringen.2 Een kind doet in de baarmoeder ervaringen op van voldaanheid, grandioosheid en vereniging. De herinnering aan die oorspronkelijke voldaanheid dragen wij met ons mee. Die herinnering krijgt de vorm van een ideaal van het zelf: het ego-ideaal— jij in het cen-trum, alle aandacht, belangrijk, voldaan – en daar hangt een fundamenteel verlangen mee samen om terug te keren naar die geluk staat in de baarmoeder. Met als keerzijde het gemis: want het bestaan nu is anders. Er is onvervuldheid en die veroorzaakt dat mensen op zoek gaan naar ‘het verloren paradijs’.

`Á la recherche du temps perdu’. Dat verlangen leeft in ons als een veenbrand die elke keer weer oplaaien kan. Ze brengt met zich `de plaag van het ideaal’: zo zou het moeten zijn, zo zouden mensen moeten zijn!


Als de ontwikkeling van een mens goed verloopt, zal dit verlangen zich op de toekomst richten. Dan worden de beelden van het verleden tot een belofte, die hoop geeft en naar voren trekt. Als dat gebeurt kan het verlangen zich ook losmaken van de op-zichzelf-betrokkenheid en gericht raken op de ander. Maar dat gaat niet zonder slag of stoot. Daarvoor is nodig dat het ik de ideale voorstelling over zichzelf in zijn zelfvoldaanheid opgeeft — het sterft als het ware aan zichzelf — om opgenomen te kunnen wor-den in een Ik-Gij relatie. Voor een volwassen wederkerige relatie is het nodig dat een mens sterft aan zijn gefixeerd-zijn op zichzelf— en dat gaat niet zonder pijn. Dat is het psychologisch perspectief.


In gelovig perspectief verstaan we dit verlangen ten diepste als een verlangen naar God, en het gemis als een signaal van ons menselijk tekort dat ons doet uitreiken naar de Ander. Een man als C. S. Lewis verwacht de genezing van 'the malady of the ideal' in het herstel van de relatie met God. God die de oorsprong en bestemming is van het verlangen dat ons voortstuwt.


Psychologisch gezien wordt een mens niet volwassen zonder separatie en frustratie. Je kunt niet groot worden, tenzij de band met je moeder verbroken wordt. Niet alleen de navelstreng wordt doorgesneden, een mens moet zijn vader en moeder verlaten om zelfstandig te worden: het huis uit. Daarbij lijdt een mens verlies. Verlies aan geborgenheid en warmte. Het is 'noodzakelijk verlies'3 om te kunnen groeien. Dat 'noodzakelijk verlies' dient zich geregeld aan, wanneer we een teleurstellende ervaring hebben, die doorgemaakt moet worden. Die ander kan mij niet geven wat ik verlang. Als ik klop, gaat die deur niet open. Ik moet verder wil ik antwoord vinden.

In gelovig perspectief moet een mens ook elke keer weer beelden van God loslaten, waar hij een tijd lang bij geleefd heeft. God blijkt anders, teleurstellend is Hij. Ik moet afstand doen van de idolen en ideaalbeelden die ik van Hem gemaakt heb, wil ik open raken voor wie Hij werkelijk is. De profeten houden Israël voortdurend voor dat God niet ligt in het verlengde van hun behoeften en verlangens. Die brengen hen bij het gouden kalf en dat moet in gruizels, willen ze weer verder kunnen met de Eeuwige.4 God laat zich ook niet inschakelen voor hun behoeften en belangen. 'De ark in de legerplaats' leidt tot een nederlaag.5 Israël leert pas gaandeweg en met veel moeite en pijn dat het God te doen is om gerechtigheid en liefde. God dwingt hen te breken met idolen die wel erg religieus zijn, maar in feite op hen zelf gericht. De boodschap is dat mens worden voor Gods Aangezicht niet gaat zonder beeldenstorm, niet gaat zonder loslaten en verlies, niet zonder teleurstelling. Alleen zo gaan we een weg vanuit onze religiositeit naar een werkelijk geloven.


4. Teleurstelling en de weg van het geloof.

In één van de teksten van Dietrich Bonhoeffer gaat het over onze verwachtingen en dromen en wat God daar mee doet.6

'Ontelbare keren is een hele christelijke gemeenschap daaraan te gronde gegaan dat zij leefde vanuit een `wensbeeld'. Juist de ernstige christen, die voor het eerst in een christengemeenschap wordt opgenomen, zal dikwijls een heel bepaald beeld hebben van de wijze waarop christenen met elkaar moeten leven — een beeld dat hij met zich meedraagt en zal proberen te verwerkelijken. Gelukkig is het een genade van God dat dergelijke dromen spoedig vergaan. De grote ontgoocheling over de anderen, over de christenen in het algemeen en ook over onszelf moet ons overweldigen, even zeker als God ons tot het inzicht van de echte christelijke gemeenschap wil brengen. Uit louter genade laat God niet toe dat wij - al is het maar een korte tijd- in een droom-beeld leven en ons overgeven aan de heerlijke ervaringen en hooggestemde verwachtingen die als een roes over ons komen. Want God is niet een God van stemmingen, maar van waarheid. Eerst de gemeenschap die in grote teleurstelling terecht komt, met zijn onplezierige en kwade ervaringen, begint te zijn wat zij voor God wezen moet, begint de haar gegeven belofte in het

geloof te aanvaarden. Hoe eerder de enkeling en de gemeenschap tot deze teleurstelling komen, des te beter is het voor beide. (....) Wie zijn droom van een christelijke gemeenschap hoger stelt dan (de realiteit van) de christelijke gemeenschap zelf, verstoort in feite elke christelijke gemeenschap, al meent hij het nog zo goed en eerlijk. God haat dromerij, want ze maakt hoogmoedig en veeleisend. Wie zichzelf een beeld van deze gemeenschap droomt, eist van God, van de ander en van zichzelf de vervulling van die droom. Hij komt de gemeenschap van christenen al binnen met eisen, stelt eigen wetten en beoordeelt de broeders en zusters en ook God zelf. Hij leeft in de kring van de broeders onbarmhartig en als een levend verwijt voor alle anderen. Wat niet volgens zijn wil gaat, noemt hij mislukking. Waar zijn ideaal niet verwerkelijkt wordt, ziet hij de gemeenschap uiteen vallen. (...) Wij danken God voor wat hij voor ons gedaan heeft. Wij danken God dat Hij ons mensen geeft die onder zijn oproep, zijn vergeving en zijn belofte leven. Wij maken ons niet dik over wat God ons niet schenkt, wij danken Hem voor wat Hij ons dagelijks geeft.'

Bonhoeffer kan dit zo scherp schrijven omdat hij het risico van binnen uit kende. Hij verlangde zelf heel sterk naar een belijdende kerk temidden van het Nazi-geweld. Toch schrijft hij dit. Hij beschrijft het mechanisme van de hoge verwachtingen. Hoge verwachtingen gaan werken als een norm, een wet waar iedereen aan moet voldoen, de anderen en ikzelf. Doen we dat niet dan komen die hoge verwachtingen als een boemerang op ons terug en veroordelen ons. Als ik dan toch aan die verwachtingen vasthoud, leef ik van de ene teleurstelling in de andere. Het was dit stuk van Bonhoeffer dat mij de ogen opende voor de valkuil van de idealen. In de jaren tachtig van de vorige eeuw kende ik het ideaal van de politiek geëngageerde gemeente. Het was de tijd van de kruisraketten en naar mijn idee kon een christen niet anders dan die afwijzen. Wie dat niet deed was voor mij nauwelijks een echt gelovige en dat zal te horen zijn geweest in mijn preken: de teleurstelling én de afwijzing (aanklacht). Juist mijn hoge ideaal maakte dat ik die anderen veroordeelde en terecht kwam op de positie van de farizeeër in het evangelie, de man met de hoge idealen die iedereen de maat neemt en niet beseft dat hij de Geest in de weg staat.


Onder die hoge verwachtingen liggen onze eigen behoeften. Een charismatisch bevlogen collega is teleurgesteld over zijn weinig bewogen gemeente – en je voelt ook bij hemzelf de behoefte aan steun en warmte, want hij heeft die zelf zo nodig. Zijn behoefte stuurt zijn verlangen en zijn verwachting: de gemeente moet hem geven wat hij zelf niet heeft. En door zijn teleurstelling heeft hij geen oog voor wat er wel is aan levend geloof om hem heen. Hij moet eerst aan zijn eigen teleurstelling en verlangen ontdekt worden, wil hij weer vrij tegenover zijn gemeente komen te staan en in staat raken opnieuw te ontvangen. Bonhoeffer beschouwt het als een genade van God wanneer die verwachtingen doorgeprikt worden. Hij kijkt naar die teleurstelling als een zegen. Want alleen dan wordt geloven iets wat ingaat op de realiteit. Dan heb ik het niet meer over ideale mensen, maar over reële mensen, over falende mensen en in die kring vertrouw ik dan toch op God die zijn genade uitdeelt onder ons. Het kan dus volgens Bonhoeffer juist de Geest van God zijn die ons in de teleurstelling confronteert met de moeilijke werkelijkheid, om ons uit te dagen dáárin te leven uit geloof. Of zoals domineesvrouw en psychotherapeute Auckjen Ridderbos eens in het kerkblad van Haren schreef:

'Er is iets raars wat ik ontdekt heb ten aanzien van de kerk. Ik ontdekte het bij mezelf en sinds-dien — zoals dat gaat — zie ik het veel. Wij hebben te hoge idealen van de kerk. Dat klinkt gek, maar ik bedoel dit: iedereen wil dat de kerk warm is, veilig, uitnodigend, inspirerend, rechtvaardig. Arme kerk, wij overvragen haar. Wij maken in gedachten onze ideale plek en noemen dat kerk. En wij zijn teleurgesteld als de kerk datgene waar wij behoefte aan hebben, niet kan leveren. Zo worden wij het slachtoffer van onze eigen hoge verwachtingen, keren de kerk de rug toe en mopperen op haar. Maar de kerk, lieve mensen dat zijn wij zelf. En met enige zelfkennis betekent dat dus dat de kerk lief én lastig is, angstig én dapper, roddelig én open, teleurstellend én moedgevend. Want zo ben ik en zo zijn wij. Als je die eerlijkheid niet kunt opbrengen, kun je het in de kerk niet uithouden. Dat bedoelden ze — denk ik —vroeger wanneer er gezegd werd dat je je zonden moest onderzoeken.'


5. De weg van verlangen

Herman Andriessen geeft bij dit alles een zeer helpend model, waarin het psychologische en het spirituele bijeenkomen in de geestelijke begeleiding.7 Hij schrijft dan over de weg van het verlangen. Het verlangen kent meerdere gestalten en heeft op de levens- en geloofsweg reiniging nodig. Die reiniging gaat vaak via teleurstelling. Ik geef een paar van zijn kerngedachten weer.

Ieder mens kent een levensverlangen. Dat vinden we al bij Augustinus: 'ons hart is onrustig in ons tot het rust vindt in u, o God'. Volgens Andriessen is dat verlangen niet uit zichzelf zomaar op God gericht. Om die richting te krijgen moet het zich kunnen hechten aan verhalen en symbolen. God kan pas de Gezochte worden, wanneer Hij ons op een of andere wijze al is voorgehouden. Geloof komt niet uit de hemel vallen, het heeft een geschiedenis op aarde. Het verlangen moet dus die gerichtheid op God gaan vinden. Intussen is dit verlangen niet altijd zomaar als zodanig herkenbaar. Het vertoont zich in verschillende gestalten. Andriessen noemt er vier: de behoefte — de begeerte — de vraag — het open verlangen.


a. Behoefte

Bij een behoefte voel je een beweging in jezelf, die bevrediging zoekt. Ik heb behoefte om er eens even uit te gaan... Er ontbreekt je iets en je wilt dat aangevuld hebben. Is die behoefte bevredigd dan komt ze een tijdje tot rust. Vooral in je jonge jaren wordt je leven veelal bepaald door je behoeften, bij de een langer als bij de ander, en het komt ook weer terug. Als ik me rot voel, ga ik iets kopen' zei een volwassene eens tegen me. Je hebt dan nog niet ontdekt dat het eigenlijke verlangen via je behoeften niet vervuld wordt. Het kan een tijd duren voor tot je doordringt dat eten, drinken, seks, macht, faam, geld, kle-ren, juwelen en noem maar op toch je eigenlijke verlangen niet vervullen.8 Geen van die behoeften beantwoordt aan het meest eigenlijke, diepste, meest centrale verlangen dat mij beweegt. Maar voorlopig weet ik dat nog niet en ook in het geloof zoek ik een God die aan mijn behoeften tegemoet komt: Een God die ingaat op onze menselijke noden en beperkingen, en wij op onze beurt levend met Hem in vertrouwen, dankbaarheid en overgave. Het één in het verlengde van het ander. Alleen: wanneer Hij niet voldoet aan deze verwachtingen, dan ontstaan er moeilijkheden. Dat is de crisis van teleurstelling en ontgoocheling. Wij hebben zo'n behoefte aan ervaring, aan persoonlijke verdieping en we vinden die niet. We zoeken het elders en weer, na verloop van tijd, vinden we niet — teleurstelling in mensen en in God. Maar de vraag is of er in die teleurstelling iets van God naar ons toekomt: iets waar je naar luisteren moet om het te ontdekken. Wordt er in deze teleurstelling ook iets tot je gezegd, tot jou persoonlijk in jouw teleurstelling? Wat zegt het mij als God mij geen bevrediging schenkt, geen vervulling?


b. Begeerte.

Een reactie in de teleurstelling kan zijn dat ik mij in mijn verlangen vastbijt: dan wordt het begeerte. Ik weet dan zelf heel precies wat mij ontbreekt en ik streef ernaar, zonder veel op anderen te letten. Ik zoek God met aandrang, ik wil contact met Hem. Ik wil iets van Hem ervaren: begeerte! Eigenlijk draai ik in dit alles om mijzelf. En God is niet alleen de God die mij iets geven kan, maar dat ook moet doen. Hij moet voldoen aan de leegte die ik ervaar. Hij moet mij vervulling schenken! Maar dan blijk ik geen macht te hebben in het geestelijke en de vervulling blijft uit. Dat is zwaar, juist als de begeerte zo hevig is. Dan kan ik neerslachtig worden. Wat heb ik aan God? Wat stelt Hij eigenlijk helemaal voor? Ik raak in de woestijn. Ik weet niet meer wat ik aan God heb. Ik raak in de verzoeking me van hem af te wenden. Opvallend dat bij Jezus' verzoeking in de woestijn de begeerte zo'n rol speelt:

• de begeert om te hébben: brood nu!

• de begeerte naar macht: één knieval voor het kwaad!

• het willen afdwingen van grote dingen: een sprong van het dak van de tempel.

Hij heeft die begeerte tot in zijn botten gevoeld en haar afgewezen. Dat is niet een weg naar God. Zo la-ten wij God niet God zijn. Jezus aanvaardde dat Gods hand leeg daar is, en Hij houdt het uit bij het Woord. Is er een weg verder — als je vastloopt in de begeerte en ontgoocheld raakt? Je hebt elkaar in zulke situaties erg nodig, want je 'mint terecht in een tijd van niet weten. Wij hadden zo gehoopt...' De begeerte is je uit handen geslagen. le herkent God niet meer. Het vertrouwde is verdwenen. Het kan zijn dat je innerlijk de hele wereld bij elkaar schreeuwt en God horendol roept, omdat je Hem en zijn weg niet verstaat. De kracht van de begeerte weerspiegelt zich in de diepte van de teleurstelling. Je had zo verlangd en het was toch een terechte verwachting. `Mijn genade is u genoeg’ staat op die muur. Een woord van graniet, dat de weg van de begeerte afsluit tot ... ja tot je opnieuw gaat horen en jij je gewonnen geeft en dat woord open gaat. De genade bereikt je, blijkt realiteit. Nabijheid die genoeg is, ook al heb je er geen greep op.


c. De vraag.

Dit proces gaat vaak door een tijd van wachten heen. Je begint te beseffen dat je God niet kunt dwin-gen. Er zijn wel beloften, maar je hebt geen claim. Hij is de heel andere. Het verlangen in je hart wordt langzaam tot een vraag. Een vraag waarin je Hem zoekt, maar ook weet van de ruimte van deze Ander: Hij mag weigeren. Wat je vraagt kan uitblijven. In je vragen erken je het anders zijn van Hem, zijn eigen domein. Dat is een omslagpunt in het verlangen. Die omslag is een ingrijpende ervaring. God vervult niet al mijn behoeften en begeerten. Ze worden niet alle vervuld. Er blijven onvervulde plekken in mijn leven. Ik ontmoet leegte. Ik ga dood, nu of ooit, maar ik ga dood en het leven is onaf, nooit volkomen. Ik loop de kans op wanhoop of onverschilligheid, als ik dit ontdek. Ik kan ook terugvluchten en me storten in een zoektocht naar geluk, naar `happinez’. Ik kan me weer vastklampen aan mijn idolen om hieraan te ontkomen. Maar stel dat ik dat niet doe. Dan is dus de vraag of ik in mijn ontgoocheling opnieuw ontvankelijk kan worden voor de Stem van de profetie en het evangelie. De Stem die zegt dat God in de verborgenheid, in de afwezigheid, aanwezig is, maar anders. Dan laat ik dus mijn begeerte en mijn behoefte los (onthechting), want alleen zo raak ik weer open voor God. Zuivering (onthechting) en vervulling staan open naar elkaar.

Ik herinner me Map, een vrouw die na een hersenbloeding een verlamde arm overhield. Ze kon het maar niet accepteren. Ze was er woest over. Als die arm niet mee wilde sloeg ze hem. Ze wilde dat God haar arm genas: wat was Hij anders voor God? Wat had ze anders aan Hem? Wat had ze nu haar hele leven geloofd? Ze was razend teleurgesteld toen dat niet gebeurde. Tot ze die eis, die claim losliet en ze deze realiteit in haar leven toeliet. Toen kwam er ruimte voor een vraag aan God. Toen kon God er weer voor haar zijn: opnieuw.


d. Het open verlangen.

Bij het verlangen als vraag ontdek je dat God niet zonder meer beschikbaar is voor onze noden en behoeften. Hij heeft zijn eigen ruimte en domein. Hij gaat op zijn wijze op onze nood in. Zijn doen is niet vanzelfsprekend. Als jij je begeerte loslaat wordt je vraag ook anders. Ik vul niet meer in wat er gebeuren moet. Ik leg Hem mijn verlangen voor, mijn nood en geef die uit handen, oefen dat keer op keer. Zo raakt mijn vraag open en kom ik bij het open verlangen Hem te kennen. `Wie zijt Gij, God? Ga Gij uw weg met mij!' Ik bid om zijn weldoende aanwezigheid en zie naar Hem uit in m'n leven. Ik ontdek dat ik eigenlijk niet zoveel meer weet over wie God is, maar dat ik groei in vertrouwen. De omgang wordt anders: minder vragend, meer zijn nabijheid zoekend. Het gaat om Hem. Het verlangen is er, maar het dringt niet meer aan op vervulling, hier en nu. Er is wel het zuchten, het steunen van de schepping, mét de mensen om je heen of in je eigen bestaan, maar in het zuchten is er ook het `Abba' Vader roepen — in het vertrouwen van de Geest dat wij kinderen van God zijn en Hij hoort — daardoor is er hoop. Hoop op wat? Op dat wat wij niet zien en ons nauwelijks kunnen voorstellen — en waar we toch naar verlan-gen — Zijn nabijheid, Zijn perspectief. De Geest is er op uit dit verlangen open te houden, zodat we het niet verliezen of dicht smeren. En Zij bidt voor ons in onuitsprekelijke verzuchtingen en wij worden ontvankelijkheid.


6. Zuivering en vervulling.

Het risico van een model is dat je nu denkt dat je weet hoe het gaat of werkt. En dat is niet zo. Een mo-del is als een landkaart. Maar als je kaart kunt lezen heb je de tocht nog niet gemaakt! En vooral: ik weet niet alleen niet hoe mijn eigen weg gaat, ik weet dat ook voor de ander niet. Als ik het voor een ander denk te weten, luister ik al niet meer. Zo kan je ervaring je in de weg zitten. En toch is zo'n model

behulpzaam, omdat het je helpt vragen te stellen. Het geeft een zekere oriëntatie — en in elk geval wordt duidelijk dat ook teleurstelling, het niet in vervulling gaan van mijn verwachtingen en verlangen met God van doen kan hebben — of misschien wel van Hem komt. In elk geval is de vraag gerechtvaardigd of ik in de teleurstelling ook iets van God kan herkennen die zijn weg met mij verder wil gaan...

Kan het zijn dat God juist in het niet in vervulling gaan van mijn verlangen mij iets te zeggen heeft? Is er iets in de realiteit waar ik voor weg vlucht en waar Hij mij bij wil brengen? Kan het zijn dat de Geest je juist op dit punt met jezelf confronteert? Dat type vragen mogen naar voren komen. Het is een smarte-lijke ervaring dat het geestelijke zich niet laat grijpen, schrijft Andriessen. Daarom is het zaak om als je op je begeerte stuit en haar herkent, haar dan ook werkelijk door te maken voor Gods aangezicht — al is het in de klacht. Zeggen tot God of tot een mens dat je het wel zou willen afdwingen, omdat je er niet meer tegen kunt, omdat je de pijn eigenlijk niet meer verdraagt. Langs die weg kom je bij de kern van je eigen nood. Komt er ook ruimte om de pijn te doorstaan; om het leven te leren aanvaarden: 'de vrede en de strijd / de dagen en de nachten / de honger en ik dorst / de vragen en de angsten! de kommer en de dood.' (Gez. 172, 3) Het is de Geest die ons in de realiteit brengt: in de realiteit van mijn eigen leven, het onaf zijn van het instaan; in de realiteit van de gemeente, om midden in die realiteit God te ontmoeten, die op zijn wijze ons tegemoet komt.


Als je van hieruit nog een keer kijkt naar de Evangeliën dan zie je dat je ze ook kunt lezen als verhalen van drie jaar teleurstelling voor de leerlingen. Wat komt er nu van het Koninkrijk van God? Een paar zieken worden genezen, zeker, dat is groots, maar verder? Het zal echt niet alleen Johannes de Doper geweest zijn die teleurgesteld was. Thomas is ontgoocheld. Door Judas wordt Jezus de vijand in handen gespeeld. Petrus is de weg kwijt en raakt gevangen in zijn angst. Allen vluchten. Wij hadden zo gehoopt' zeggen de Emmaüsgangers: ultieme teleurstelling. Ontgoocheling allerwegen. Op Jezus breken alle verwachtingen en verlangens van ons stuk. Blijkbaar is dat onontkoombaar om open te komen voor de zo andere realiteit van God, voor het ontvangen van de Geest. Zuivering die open staat naar vervulling.

Tot slot een miniatuur: Genesis 16: 1-6. `Vrees niet Abraham, Ik ben uw loon en uw schild.’ Voor loon en schild, zie hoofdstuk 14: Abraham is net een schild geweest voor Lot en heeft elk loon geweigerd— maar blijkbaar zit hij nu toch met de vraag wie er, in geval van nood, hem opkomt en de grote pijn daarbij is dat hij geen zoon heeft. Als dit woord tot hem komt, spreekt hij zijn teleurstelling hardop en duidelijk uit — tot twee keer toe, hartgrondig. En hij wordt volstrekt serieus genomen. Hij mag het zeggen, alles. En de Eeuwige bevestigt zijn belofte. Hij leidt Abraham naar buiten: uit zijn eigen besloten wereld naar de wijdsheid van God: onthechting. En Abraham láát zich naar buiten leiden: hij laat zijn teleurstelling los en komt onder de open hemel van God. Hij raakt zelf weer open in die beweging, voor de toezegging van de Eeuwige, die anders is en te vertrouwen ook als zijn wegen anders zijn dan ik had verwacht of gehoopt. Vriendschap ontstaat er zo tussen God en Abraham, tussen Abraham en God. Vervulling. God kan zich aan hem kwijt en Abraham kan verder, ook al ziet hij niet hoe deze belofte in vervulling kan gaan. Het vertrouwen geeft hem levensmoed. Hij is Sara blijven beminnen.


Driebergen — maart / augustus 2004.


1 Houten, 13 maart 2004.

2 Drs. Ingrid Groenendijk, Verlangen en ontwikkeling in psychoanalyse en religie, in Psyche en Geloof 14 (2003) no. 2, pg. 66-80.

3 Judith Viorst, Noodzakelijk verlies; De liefdes, illusies, afhankelijkheid en irreële verwachtingen die wij allen moeten opgeven om te kunnen groeien. Baarn 1988.

4 Dr. W Zijlstra, Op zoek naar een nieuwe horizon. Nijkerk 1989, gebruikt hier het woord beeldenstorm' pg. 23.

5 1 Samuel 4.

6 Dietrich Bonhoeffer, Leven met elkander (1937) 's Gravenhage 1987(5), pg. 18-19.

7 Herman Andriessen, Oorspronkelijk bestaan, geestelijke begeleiding in onze tijd. Baarn 1996, pg. 164 e.v.

8 Adriaan T. Peperzak, Verlangen naar God. In Op het ritme van de Oneindigheid, opstellen over het natuurlijk godsverlangen, Red. G. van Heeswijk, Leusden 2000, pg. 45-51.

319 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven
bottom of page