De aarde en de hemel trouw blijven.
Ad van der Dussen, Buijten & Schipperheijn Motief Amsterdam 2024, 255 blz., € 29,95
Je kunt twee vormen van theologiebeoefening onderscheiden. De eerste stelt de zaken het liefst scherp. De theoloog identificeert een probleem en meent met een heldere, eenvoudige en besliste houding stelling te nemen tegenover een bepaalde eenzijdigheid. Zo’n auteur en denker is Ad van der Dussen niet. Als emeritus-predikant van de NGK, systematisch theoloog van de predikantenopleiding aldaar en, niet te vergeten, oud-redactielid van Soteria, biedt hij theologiebeoefening van een tweede soort. Van der Dussen ziet vele wegen in de Schrift en in de traditie en laat het goed recht van deze wegen zien en probeert al die paadjes in kaart te brengen om ons door het moeras van onze eigen gedachten te loodsen. Deze aanpak mag op het eerste gezicht minder stevig en overtuigd overkomen, tevens groeiend besef van de complexiteit bijbrengen en misschien een beetje saaier zijn, uiteindelijk is de lezer er meer mee gediend.
De problematiek die van der Dussen bespreekt, is op de agenda gezet door Friedrich Nietzsche. Het christendom pleegt verraad aan de aarde door eraan te willen ontsnappen met behulp van de hemel, een kernthema van de grote critici van de 19e eeuw (Freud, Nietzsche, Marx). Christendom is hier een vorm van escapisme. Van proloog tot epiloog maakt van der Dussen dit voelbaar door de beschrijving van een terrasbezoek. Van der Dussen poogt van een Bossche bol te genieten. De poging wordt echter bruut verstoord door een cerebrale gedachtenstorm over gerechtigheid en christelijke toekomstverwachting. De spanning zit dus tussen genieten van het aardse leven en de noodzakelijke kritiek erop vanuit een leven dat komt.
Doordat Van der Dussen zich niet makkelijk afmaakt van de kritiek van Nietzsche, krijgt het boek zijn spanning. Kan de lezer aanvankelijk nog denken dat het boek zal uitlopen op een wat platvloerse verdediging van modern-humanistische geniet-cultuur, die hoop vervliegt al snel. Nietzsche zelf had namelijk zijn eigen redenen om aan ascese te doen. Zonder ascese is het eigenlijk nauwelijks mogelijk om te excelleren. Bovendien ontaardt het bestaan anders in een matig genieten van basale driften en vulgair vertoon van middelmatigheid. Nietzsche moest zichzelf trouwens onderwerpen aan een nogal streng dieet-regime om zijn helaas onbekend gebleven aandoening het hoofd te bieden.
De nuance van Van der Dussen toont zich al bij de opheffing van de mythe dat het OT vooral het aardse leven beaamt en het NT dat zou opheffen. In beide gevallen gaat de vlieger niet helemaal op. Het is eerder zo dat de zoektocht naar de gerechtigheid die beide testamenten kenmerkt, dwingt tot het relativeren van het genieten van aardse zegeningen. Het genieten van een Bossche bol is aanzienlijk minder krachtig als deze niet verbonden is met een zoektocht en beoefening van concrete gerechtigheid, zoals het voorbeeld van Doris Day aantoont. Als God goed is, moet hij bovenal worden liefgehad (het enig nodige, de parel), maar dat betekent ook dat de gaven van de goede God goed moeten zijn. Hetgeen weer betekent dat je de goede God geen eer aan doet door die gaven niet als goede gaven te ontvangen en te genieten, zoals het pikante Bonhoeffer-citaat prachtig toont (geen spoilers!).
Dit alles dient echter wel te gebeuren in een oprechte zoektocht naar het koninkrijk van God en zijn gerechtigheid. Het is dus ook niet gek dat het boek uitloopt op een uitwerking van het eschatologische perspectief, waarin ook beide polen, zowel de nabijheid als het uitstaan van het koninkrijk, hun recht hebben en die uiteindelijk uitloopt op de afdaling van de hemel naar de aarde. God zelf komt onder de mensen wonen. Daarin ligt een enorme positieve waardering voor het aardse besloten.
Uiteindelijk sluit Van der Dussen af met de ethiek van diezelfde Bonhoeffer die onderscheid maakt tussen het laatste en het voorlaatste, die wederzijds op elkaar betrokken dienen te zijn. De gelovige mag al wegbereidend uitzien naar het rijk Gods dat komt. De gelovige dient echter wel gelijke tred met God te houden, niet langzamer, maar zeker niet sneller. In het ene geval doe je de Schepper geen recht, en in het andere de schepping niet.
Wie gemakkelijke en overzichtelijke antwoorden zoekt, kan dit boek beter overslaan. Maar wie op zoek is naar eerlijke genuanceerde theologie is hier aan het goede adres. Van der Dussen ontwikkelt een authentiek christelijk antwoord op het culturele krachtige bezwaar van Nietzsche en hij schuwt het tegelijkertijd niet om de noodzakelijke ascese ten behoeve van de aarde in te brengen. Denk bijvoorbeeld maar aan de destructieve kanten van ons consumentisme en vlieggedrag.
Over dit onderwerp zijn we zeker nog niet uitgepraat. Is die overdreven ascetische trek van het vroege en middeleeuwse christendom niet aan het platonisme te wijten? En betreft Nietzsche’s klacht dan ook niet vooral het platonisch opgevatte christendom? Daarnaast zou ik wel eens willen weten of die accentuering van het natuurlijke bij Bonhoeffer niet een neoconservatieve agenda in de kaart speelt. Maar dat doen we een andere keer, hopelijk onder het genot van een Bossche bol. Ik heb begrepen dat dat eenmaal per seizoen wel mag. Ik zal me tot die tijd ervan onthouden.
Jan van Helden, Nederlands Gereformeerd predikant te Amsterdam
Commentaires