Genesis: boek van het begin (serie Verbond en dialoog: Joodse lezing van de Tora). Jonathan Sacks, Skandalon Middelburg 2020, 313 blz., € 29,95
Jonathan Sacks (1948-2020) was opperrabbijn in Groot-Brittannië en auteur van vele boeken die vanuit het jodendom een diepgaande analyse van ons als mens en van onze westerse cultuur (geschiedenis) geven. Een aantal daarvan zijn ook in het Nederlands vertaald, zoals Een gebroken wereld heel maken (2016) en Niet in Gods naam (2016). Hij schreef ook de vijfdelige serie Verbond en dialoog – Joodse lezing van de Tora. Genesis is daarvan het eerste deel.
De serie volgt de parasjat hasjavoea, de wekelijkse Toralezing in de synagoge. Elk hoofdstuk over een parasja is opgedeeld in een inleiding en vier korte essays. Hierin licht hij dingen op uit de Tora en Midrasj (joodse bijbeluitleg) en regelmatig trekt hij vanuit een klein detail lijnen naar Joodse spiritualiteit, psychologie of cultuurgeschiedenis. Uiteindelijk stelt hij de vraag wat het betekent om een verantwoordelijk mens te zijn die leeft vanuit vrijheid.
Een mooi voorbeeld hiervan is de viervoudige betekenis die Sacks toeschrijft aan Lech lecha bij de roeping van Abraham: (1) ga voor jezelf, (2) ga met jezelf, (3) ga naar jezelf, (4) ga alleen. Om vervolgens te concluderen; ‘Lech lecha betekent: laat alles achter wat een mens voorspelbaar, onvrij en begrensd maakt’ (74).
Genesis is binnen het jodendom een belangrijk boek want hierin worden de hemel en de aarde geschapen, de aartsvaders geroepen en ontstaat het volk Israël. Sacks laat zien dat deze verhalen niet alleen een historische basis vormen, maar ook een spirituele. Hoewel Genesis grotendeels bestaat uit verhalen en niet uit morele wetgeving, vormen de verhalen van de aartsvaders wel de narratieve basis van veel wetgeving binnen het jodendom. Sacks laat bijvoorbeeld uitgebreid zien hoe de verschillende contexten en karakters van Abraham, Isaak en Jacob de basis vormen voor de verschillen tussen het ochtend-, middag- en avondgebed: Abraham ‘staat vroeg in de morgen op’ en ‘gaat staan,’ Jacob ‘ontmoet plotseling,’ Isaak ‘peinst’ in het veld. Dat zijn drie vormen van spiritualiteit, betoogt Sacks, en deze zijn terug te vinden in het joodse gebed. ‘Er is een menselijk vragen (Abraham, morgengebed), de plotselinge ontmoeting met God (Jacob, avondgebed) en de dialoog (Isaak, middaggebed) (119).
Wat Sacks door dit deel heen laat zien, is hoe verhalen de basis vormen voor een leven in vrijheid en verantwoordelijkheid. Anders gezegd, hoe het bijbels narratief de basis vormt voor een heilzame praktijk. Daarmee heeft Sacks een vinger aan de pols bij wat er gaande is in de kerk in Nederland. De thema’s die voer voor gesprek en verdeeldheid vormen in kerken (vrouw in het ambt, inzegenen van het homohuwelijk, schepping en evolutie) zijn eigenlijk vragen naar het gezag en naar een heilzame lezing van de bijbel. Naar hermeneutiek dus. Het is niet voor niets dat de boeken die hierover gepubliceerd worden, gretig aftrek vinden. Denk aan Arnold Huijgens Lezen en laten lezen (2019) en Bram van de Beeks God lééft. Over moeilijke teksten in de Bijbel (2020).
Als je Genesis leest vanuit bovenstaande vragen, is er veel moois te halen. Sacks laat zien dat een zorgvuldige lezing belangrijk is. De verhalen zijn gelaagder dan we vaak denken. Daarom is het van belang ons oordeel even uit te stellen en zorgvuldig te lezen. Wat betekenen deze details, waarom wordt het verteld zoals het wordt verteld? Regelmatig hebben we een kinderbijbelversie van de verhalen in ons hoofd, waarbij goed en kwaad duidelijk en afgebakend zijn. Sacks is zelfs kritisch op de Midrasj, die hierin af en toe om pedagogische redenen personen en verhalen te zwart-wit afschildert: ‘De Tora zelf is in alle opzichten scherpzinniger en diepgaander’ (93). Sacks laat bijvoorbeeld zien dat Ismael, Hagar en Esau veel genuanceerder afgeschilderd worden in de Bijbelse verhalen dan wij vaak denken. En die nuances liggen onder andere in hoe zij door God gezien en benaderd worden.
Naast een zorgvuldige lezing is gesprek met de traditie belangrijk. Lernen heet dat binnen het Jodendom. Je neemt deel aan het gesprek door de eeuwen heen en het is van belang dat je daar je eigen stem aan toevoegt: ‘Het is onmogelijk dat een bijeenkomst in het leerhuis eindigt zonder een nieuwe interpretatie’ (37). Vervolgens trekt Sacks vanuit de ontwikkeling van het Jodendom lijnen naar onze westerse cultuur en uiteindelijk naar wat het betekent om mens te zijn.
Een zorgvuldige lezing van de tekst (exegese), je verhouden tot de interpretatie door de eeuwen heen (Wirkungsgeschichte) en het reflecteren op en vanuit je context zijn drie kernelementen van de hermeneutiek. Toch doet Sacks het op een manier die veel christelijke dilemma’s overstijgt. Dat blijft me verbazen. Ik denk enerzijds dat dit ligt aan zijn sterke lezing vanuit het Jodendom als gemeenschap. Hij leest nooit alleen, maar altijd in gemeenschap met Joodse exegese en praktijk door de eeuwen heen. Anderzijds ligt het ook in de verantwoordelijkheid en vrijheid om jouw specifieke, particuliere stem aan het koor toe te voegen. Daarnaast zou je misschien kunnen zeggen dat binnen het christendom bijbelteksten vaak gelezen worden met een systematisch-theologische bril op (wat moeten we dan geloven?) en binnen het jodendom met een halachische bril (wat moeten we dan doen?). Misschien past de halachische bril beter bij de bedoeling van de Bijbelverhalen als formative narratives.
Hoe dan ook, ik vind Sacks benadering in Genesis ontzettend zorgvuldig en vruchtbaar. Zoals in de twintigste eeuw al gezegd werd: misschien moeten we in de leer bij het Jodendom. Genesis van Sacks is een goed begin.
Daniël Drost, baptistenpredikant te Deventer en docent en onderzoeker aan het Baptistenseminarium te Amsterdam
Comments