Hemelse reisbegeleiding. Sporen van engelen in het Nieuwe Testament.
R. van Houwelingen, Kok Boekencentrum Utrecht 2021, 110 blz., € 12,99
Dit boek gaat over engelen. Het behandelt alle tekstuele gegevens uit het NT over engelen of engelmachten. Dit gebeurt, hoewel grondig, niet op een diep exegetische of zwaar theologische wijze, maar op een zeer leesbare en pastorale wijze. Op een manier waarbij tijdens het lezen de engelen als het ware je kamer binnenvliegen, om in de stijl van luchtig schrijven van de auteur te blijven. Daarom leest dit boek zo prettig.
Hoofdstuk 1 biedt een inleiding op de activiteiten van engelen als gedienstige geesten. In de volgende hoofdstukken 2, 3 en 4 komen de drie bekendste aartsengelen ter sprake: Michaël, Gabriël en Rafaël. Vervolgens beschrijft hoofdstuk 5 hoe het engelenverkeer tussen hemel en aarde zich beweegt via de ware jakobsladder, Jezus Christus. In de hoofdstukken 6 en 7 wordt ingezoomd op twee specifieke taken van engelen: aandacht voor kwetsbaren en gestorven gelovigen de hemel binnendragen. Hoofdstuk 8 behandelt de betrokkenheid van engelen bij wat op aarde gebeurt, hoofdstuk 9 en 10 de verschillende soorten engelenmachten die voorkomen in Efeziërs en Openbaring. Hoofdstuk 11 gaat over de relatie tussen engelen en gastvrijheid. Daarbij worden telkens lijnen getrokken naar vandaag. De aanwezigheid van engelen op aarde wordt praktisch gemaakt voor gelovigen vandaag. Heel mooi.
Expliciet komt de kwestie aan de orde waarom wij tegenwoordig zo weinig engelen zien vergeleken met de tijd van de Bijbel. De auteur komt met vijf overwegingen, die de lezer aan het denken zetten (14-17). Hij stelt o.a. dat ook vroeger engelen geen alledaags verschijnsel waren en stelt de vraag of wij onze visie op de werkelijkheid bewust of onbewust niet hebben laten versmallen tot wat op aarde gebeurt en zichtbaar is.
Wat mij opviel en wat ik niet had verwacht van een gereformeerde auteur, is dat hij verhalen uit apocriefe boeken op dezelfde wijze bespreekt als die uit de canonieke boeken. Hij doet dit met een beroep op de Nederlandse Geloofsbelijdenis art. 6. Zo is hoofdstuk 4 ‘Rafaël, de geneeskundige reisgenoot’, geheel gewijd aan het boek Tobit. En in hoofdstuk 7 waar hij over engelen als uitvaartverzorgers spreekt, gaat hij nog een stap verder en haalt op dezelfde wijze ook voorbeelden aan uit pseudepigrafische joodse geschriften als het Testament van Abraham en het Testament van Job en even later ook uit het vroegchristelijke geschrift ‘De herder van Hermas’ (60-61). Door dit te doen zonder enige beperkende of kritische opmerking vervaagt de grens tussen een theologisch normatieve bespreking van het onderwerp in de Bijbel en een louter descriptieve godsdiensthistorische beschrijving van het thema in de joodse en christelijke literatuur. En wanneer dit op deze wijze gebeurt, komt als vanzelf de vraag bij je op: zijn al deze verhalen wel waar? En dat is toch jammer wanneer je wordt meegenomen door de prachtige bemoedigende getuigenissen en in een zekere euforie wordt gebracht en de engelen als het ware tastbaar voor je worden. Had er toch niet iets meer kritisch gesproken moeten worden of wat in de verhalen gezegd wordt, ook echt gebeurd is? Hoe kan ik weten wat het verschil is tussen openbaring en fictie? Maar de boodschap van Van Houwelingen staat als een huis en is bij mij zeker binnengekomen. De kern van zijn verhaal is: in ons leven zijn God en Zijn dienende engelen meer aanwezig dan wij denken. Van harte aanbevolen.
Gijs van den Brink, redacteur bij het Centrum voor Bijbelonderzoek te Doorn, uitgever van de StudieBijbel-commentaren
Σχόλια