top of page
Foto van schrijverRedactie Inspirare

Recensie Tegendraads gereformeerd

Tegendraads gereformeerd. Biografie prof. dr. Cornelis Graafland. Arjan Boersma, KokBoekencentrum Utrecht 2021, 304 blz., € 24,00


Voor het schrijven van deze biografie is Arjan Boersma (socioloog en religieus schatplichtig aan Graafland) door kerkbladen en publicaties van en over Graafland gekropen. Geen boek voor theologen, zegt hij zelf, maar voor een breed publiek. De ‘noodzaak van de vierschaarbeleving’ vraagt echter om enige kennis van de tale Kanaäns. Zelf houd ik na lezing de indruk over dat de ‘breedte’ zich beperkt tot lezers die met beide benen stevig in de ‘bevindelijk gereformeerde’ traditie staan. Het is duidelijk dat de schrijver grote waardering heeft voor Graafland, maar enkele malen vernemen we dat hij soms ook wel van mening met hem verschilt. Maar inhoudelijk licht hij dat niet toe. Boersma tekent steeds twee fronten in het leven van Graafland: zijn ‘tegendraadse’ houding binnen de Gereformeerde Bond en zijn polemiek met de ‘moderne theologie’.

In het hoofdstuk over Graaflands jeugd horen we over zijn ‘bekering’, een ervaring die heel zijn leven en theologie gekleurd heeft: ‘de droefheid naar God’ (28). De sympathie van Graafland voor de evangelische beweging lijkt mij op één lijn te liggen op wat de Evangelische Omroep lange tijd ‘de oecumene van het hart’ noemde. In de hoofdstukken 2-5 volgen we Graafland langs de verschillende gemeenten die hij gediend heeft (Ameide en Tienhoven, Woerden, Veenendaal, Amsterdam). Uit kerkbladen vernemen we waarover gepreekt werd, wie hem toespraken en wat er gezongen werd. Ik werd daar wat ongeduldig van, een bekend verschijnsel bij intrede en afscheid van predikanten. Maar tijdens zijn werk als wijkpredikant blijkt ook dat Graafland zich theologisch wat bekneld voelt. Samen met gelijkgestemden vormt hij de ‘contactgroep’, ook wel ‘rebellenclub’ genoemd (67). Zijn initiatief, omdat de Gereformeerde Bond ‘kennelijk een periode van lethargie en impotentie doormaakt’. Zijn boekje ‘Verschuivingen in de Gereformeerde Bondsprediking’ doet een landelijke discussie losbarsten. In zijn laatste boek constateert Graafland verdrietig ‘dat de klassiek gereformeerde theologie geen enkele voortgang, laat staan ontwikkeling heeft geboekt’ (250).

‘Klassiek gereformeerd’ is een term die nogal eens voorkomt bij Boersma en waaraan anderen gemeten worden, maar inhoudelijk wordt het de ‘buitenstaander’ niet duidelijk waar dat voor staat. Is het de predestinatieleer, die Graafland onder kritiek stelt? Is het een als ‘mechanisch’ geïnterpreteerd Schriftgezag? De visie op de vrouw in het ambt en de scheppingsorde? Boersma constateert ook dat Graafland, eenmaal predikant in Amsterdam, de ‘dialogische polemiek’ aangaat met de ‘moderne theologie’. Binnen de Gereformeerde Bond komt de discussie tot rust en wordt hij zelfs voorgedragen als hoogleraar in Utrecht. Boersma schrijft: ‘Hij valt terug op binnen de Bond vertrouwde standpunten’.

Opgemerkt moet worden dat Boersma niet inzichtelijk maakt waar theologisch de fronten lagen in de jaren zestig van de vorige eeuw. Zeker, in sommige kringen gooide het Marxisme hoge ogen en was er verlegenheid over het evangelie. Het is in diezelfde periode dat de evangelische beweging opkomt waar het accent ligt op een feilloze Bijbel en de verwachting van een spoedige wederkomst van Jezus (Hal Lindsay, De planeet die aarde heette). Wat ik mis is een analyse van de cultuur waarin de discussies over Schriftgezag, homoseksualiteit en apartheid gevoerd werden. Duidelijk is wel dat Graafland ten aanzien van de apartheid in Zuid Afrika een eenzaam standpunt innam binnen de Bond. Zou hij op dit punt toch iets meegekregen hebben van ‘rode dominee’ J. Buskes, met wie hij in Amsterdam in de clinch lag? Dat Boersma hem enkele keren als ‘rode dominee’ opvoert, stoorde mij. Want Buskes stond spiritueel dichter bij Graafland dan hier gesuggereerd wordt. Buskes was bepaald niet afkerig van piëtisme en gaf les aan de ‘Kweekschool’ voor officieren van het Leger des Heils. Boersma noemt ook het gesprek tussen Graafland en K.A. Deurloo in 1976 over Genesis 19 (131). Graafland is pastoraal bewogen met ‘mensen met deze geaardheid’, maar voorop staat het gezag van de Schrift. Of worden we hier geconfronteerd met angst dat een andere omgang met de Schrift het gereformeerde ‘bouwwerk’ aan het wankelen brengt?

Voor wie Cornelis Graafland gekend hebben of blij waren met de plaagstootjes binnen de Bond, is dit een leuk boek. Maar je moet ook constateren dat het theologisch klimaat veranderd is. De aimabele, innemende Graafland kon nog in debat met theologische tegenvoeters. Momenteel is theologisch ‘tegendraads’ zijn niet interessant, want het gaat toch vooral om ‘verbinding’. Professor Graafland liet geen theologisch bouwwerk na, maar ‘wilde primair gericht zijn op het Woord’. Daarom is hij ‘voor alles een gereformeerd theoloog’, schrijft zijn biograaf. Wellicht, denk ik dan, was hij liever een evangelisch-charismatisch theoloog geweest, als hem die ruimte was gegund.


Rob van Essen, emeritus-predikant PKN


95 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven

留言


bottom of page