Spiegel & spanningsbron
- Redactie Inspirare
- 4 sep 2019
- 4 minuten om te lezen
Eind vorig jaar verscheen een boek dat de opinievorming in reformatorische kerken over de evangelische beweging en de charismatische vernieuwing in kaart bracht. Teun van der Leer, docent aan het Baptistenseminarie, schreef er een recensie over.

In de periode dat ds. J.M.D. de Heer werkzaam was als journalist bij het Reformatorisch Dagblad (1996-2001), was zijn voornaamste aandachtsgebied de evangelische beweging. Uit die periode dateert waarschijnlijk zijn interesse in de verhouding tussen reformatorische kerken en de evangelische beweging, al zal hij er ook nu in zijn dagelijks werk nog mee te maken hebben; sinds 2004 is hij predikant van de Gereformeerde Gemeente te Middelburg. In 2009 publiceerde hij het boek āDe evangelische bewegingā en in 2010 schreef hij het hoofdstuk āEvangelische invloeden in reformatorische kerkenā in de bundel āEvangelisch en reformatorisch: een wereld van verschil?ā. In beide publicaties is duidelijk dat hij weinig van die invloed moet hebben en deze schadelijk acht voor de reformatorische kerken. En nu is er dit vuistdikke proefschrift.
Gebrek aan koekoek ƩƩnzang
In Spiegel & Spanningsbron maakt De Heer nu (terecht denk ik) onderscheid tussen evangelische beweging en charismatische vernieuwing en geeft hij, na een historische inleiding, een gedocumenteerd overzicht van de opinievorming m.b.t. deze bewegingen in achtereenvolgens hervormd-gereformeerde kring (waarbinnen de nu Hersteld Hervormde opinieleiders P. de Vries en W. van Vlastuin ook uitgebreid langskomen), binnen de Christelijke Gereformeerde Kerken, de Gereformeerde Gemeenten, de Gereformeerde Kerken (Vrijgemaakt) en de Nederlands Gereformeerde Kerken. Aan de hand van dit onderscheid wordt inzichtelijk dat de reformatorische reactie op vernieuwingsbewegingen bepaald niet koekoek ƩƩnzang is.
Visies binnen de reformatorische kerken
Sommigen zien nauwelijks meer onderscheid, zoals Evangelische Werkverband directeur Hans Maat, die de āaloude tegenstellingā reformatorisch versus evangelisch āachterhaaldā noemt (13). Volgens ds. J. Westland (GB) liggen evangelisch en reformatorisch āheel dicht bij elkaar, zo dicht dat je haast zeggen kunt evangelisch is reformatorischā (137). Ds. J. Maasland (bestuurslid GB) meent dat evangelischen en reformatorischen āten diepste op het zelfde fundament staan en worstelen met dezelfde vragenā (148). Prof. dr. C. Graafland (GB) heeft een āintens verlangenā naar de dag dat de reformatorischen zullen āerkennen dat zij zonder de(ze) evangelische traditie niet voluit reformatorisch kunnen zijnā (133). Volgens ds. W. Smouter (NGK) er is een kerk nodig āwaarin een stevige gereformeerde prediking en een open evangelische spiritualiteit met elkaar verbonden wordenā (400). Zijn collega J. Mudde spreekt over ātwee manieren van denken, kijken en belevenā die āniet fundamenteel van elkaar verschillen; de ƩƩn staat wat meer met de benen op de grond, de ander staat wat meer met de handen in de luchtā (410).
Reformatorisch en evangelisch als reƫle alternatieven?
VU-hoogleraar Stefan Paas (CGK) noemt evangelischen en reformatorischen āreĆ«le alternatieven voor elkaar. Zij zijn de holle en bolle kant van het orthodox protestantismeā. Volgens Paas is er een nieuw āwijā en is de āhoofdstroomā van orthodox-protestants Nederland een āmix van reformatorische en evangelische inzichtenā, wat in Engeland wordt getypeerd met de naam evangelical (257). Maar waar volgens Andries Knevel āde theologische hoofdstroom van evangelicals, waarin een vruchtbare beĆÆnvloeding van evangelisch en reformatorisch plaatsvindt, de toekomst heeftā (14), zijn anderen veel sceptischer. H. van de Belt (GB), sinds kort hoogleraar dogmatiek aan de VU, vreest vooral voor relativisme, waarbij de oecumene van het hart āeen alibi dreigt te worden voor inhoudelijke nonchalanceā (176). G. van Rongen (GKV) spreekt van een āgroot gevaarā dat al āklopt aan de deur van onze kerken ā als het al niet erger isā (330). Ds. C. Harinck (GG) spreekt over een godsdienst ādie levensgevaarlijk en zielsbedreigend isā en die toont dat het remonstrantisme niet dood is, āmaar helaas springlevendā (283). Grote bezwaren zijn er ook tegen de overdoop (men spreekt in dit verband zelfs van de zonde tegen de Heilige Geest, 142), het (opwekkings)lied (want āvia het lied zing je allerlei gedachten, tot aan ketterij, de kerk inā, 143 en volgens Andries Knevel hebben de opwekkingsliederen āmeer invloed gehad in kerk en evangelische wereld dan alle theologen bij elkaarā, 468), de nadruk op gevoel en emotie en het accent op de menselijke beslissing bij wedergeboorte en bekering.
De grootste tegenstelling
Kort en bondig geformuleerd is de grootste tegenstelling: Staat God centraal of de mens; ligt het heil verankerd in God of in de mens (186). Hier ligt ook voor De Heer dĆ© āspanningsbronā. Zijn gekozen titel geeft aan dat hij ook in de spiegel van de evangelische beweging wil kijken, maar voor hem staat er toch vooral spanning op de relatie. Voor het grootste deel van het onderzoek stelt hij zich op als waarnemer, maar tegelijk is hij ook opinieleider binnen de GG en dus ook deelnemer (33). De eigen opinie bewaart hij voor het slothoofdstuk āevaluatie en perspectiefā. Hij spreekt daarin de verwachting uit dat evangelische en charismatische invloeden in reformatorische kerken blijvend zullen zijn (454) en hij is daar niet gelukkig mee vanwege āhet arminiaanse zuurdesem dat door de evangelische leer heentrektā. Voor hem een fundamenteel verschil āomdat het geding rond het arminianisme ten diepste gaat over de vraag naar het aandeel van God en dat van de mens in de verlossing van zondarenā (465). āDe kern van de zaak is het Gods- en mensbeeldā (469).
Hoe verder?
Toch moet De Heer toegeven dat zowel voor- als tegenstanders van evangelische en charismatische invloeden zichzelf gereformeerd noemen en dat ook willen blijven. Maar zelf kan hij geen bevestigend antwoord geven op de vraag of de theologie gereformeerd blijft ābij niet te verwaarlozen evangelische en charismatische invloedenā. Hij kiest liever voor een statische dan een dynamische gereformeerde identiteit: āDan ligt het accent op de Reformatie als een geschenk van Godā. In het spoor van die Reformatie āis de bijbelse leer zodanig verwoord dat de kerk in later eeuwen hieraan gebonden isā (492). Daarom pleit hij voor verder onderzoek naar wat de oecumene van het hart betekent voor het handhaven van de overgeleverde geloofsleer (495). Want āer is pas werkelijk sprake van Geestelijke vernieuwing als de verhouding God en mens zuiver wordt gezien en doorleefdā (498).
Teun van der Leer, docent Baptisten Seminarium (VU, Amsterdam), oud-voorzitter van de Evangelische Alliantie (1995-2000) en lid van de redactie van Inspirare.
Spiegel & spanningsbron. Opinievorming in reformatorische kerken over de evangelische beweging en de charismatische vernieuwing. J.M.D. de Heer, Den Hertog Houten 2018, 684 blz., ā¬39,50
Comments