top of page
  • Foto van schrijverRedactie Inspirare

Recensie: De Gewonde God: het geheim van Jezus' lijden

De gewonde God. Het geheim van Jezus’ lijden. Samuel Wells, KokBoekencentrum Utrecht 2022, 192 blz., € 20,00


In menig opzicht is ook dit boek van Sam Wells inspirerend. Ontstaan vanuit de preekpraktijk, drie series van zes preken uit resp. Oude Testament, nieuwtestamentische brieven en de evangeliën. Zoals we van Wells kennen, is de stijl fris en levendig. Doorspekt met voorbeelden uit literatuur, films en persoonlijke ervaringen. Ik noteer drie inhoudelijke aspecten die mij positief opvallen:

  1. mooie bespiegelingen over de Drie-eenheid als het volmaakte evenwicht van relaties;

  2. het centraal stellen van Gods intense verlangen naar mensen, ook als dit Hem alles kost;

  3. het gebroken lichaam van Christus als uitbeelding van de kerk, concreet gemaakt in de eucharistie.

En toch…, Samuel Wells vertilt zich. Komt het door de meditatieve werkwijze, waardoor een grondiger systematische doordenking achterwege blijft? Is hij zo stukgelopen op eenzijdige concepten van ‘verzoening door voldoening’ dat hij in een andere eenzijdigheid vervalt? Al eerder ruilde Wells het voorzetsel ‘voor’ in voor de prepositie ‘met’. Namelijk in zijn ethiek, waarvan volgens Wells niet het ‘doing for’ maar het ‘being with’ het beginsel moet zijn. Dat weerspiegelt voor hem wie God in Jezus is: ‘Immanuel’ – ‘God mét ons’.

In De gewonde God lijkt Wells deze lijn radicaal door te trekken naar de verzoeningsleer. Soms lijkt hij helemaal van het idee van het kruis als ‘offer voor onze zonden’ af te willen. Op andere momenten lijkt hij een verbreding te zoeken om nieuwe generaties te kunnen aanspreken. Door het nieuwe atheïsme, het kindermisbruik in de kerk, de trage omgang van de kerk met maatschappelijke veranderingen en de recente pandemie lukt dat niet meer op de oude manier. Een kernzin volgt op p. 98: ‘Terwijl een generatie geleden de preek op Goede Vrijdag nog ging over het wonder dat God… ons op wonderbaarlijke wijze vergeeft, lijkt het nu alsof de echte vraag is of wij God kunnen vergeven.’ En verder op pagina 99: ‘Vandaag wijst het kruis de andere kant uit, als een woord van God aan ons: Willen jullie geloven dat dit mijn gezicht is? Ik ben niet die afgrijselijke Goliat, die oorlogszuchtige bullebak, die verstikkende, alles controlerende ouder en passief-agressieve rechter. Ik ben degene die… een kostbaar papier in zijn handen houdt waarop staat: “Jij bent voor Mij gemaakt, om bij Mij te zijn… Als Ik of een van mijn vertegenwoordigers ooit iets anders hebben gesuggereerd, wil Ik daarvoor mijn excuus aanbieden”.’

Zou deze gewonde, meelijdende en zonder meer sympathieke God inderdaad nieuwe generaties kunnen aanspreken? Ongetwijfeld meer dan de karikatuur van de Goliat-God die Wells er tegenover stelt. Meer ook dan zijn verwrongen tekeningen van de klassieke verzoeningsleer, waarvan die op p. 136 wel de kroon spant: ‘Neem één druppel totale menselijke verdorvenheid, voeg één snufje volkomen goddelijke genade toe, meng die met één wetsovertreding, roer daar één onschuldige dood doorheen en trek er dan één boze duivel van af?’ Wells stelt daarop: ‘Het kruis toont ons geen forensische symmetrie, maar wonderbaarlijke liefde. De Jezus van de goddelijke deal heeft afgedaan.’

Aan de door Wells genoemde factoren die klassieke opvattingen over het kruis voor huidige generaties moeilijk maken, kunnen we inmiddels een vijfde toevoegen: de oorlog die midden in Europa woedt. Ik vraag aan Wells: Is deze tekening van een zo liefdevolle, maar nogal machteloze God dan echt helpend? Schreeuwen slachtoffers in onze gemankeerde wereld niet om recht en om genoegdoening? Kunnen we woorden als zonde en schuld dan missen? En verbeeldt de bijbelse offergedachte niet een oeroude werkelijkheid die nog immer actueel is en die in het kruis van Jezus culmineert? Niet als simplistische rekensom – ook Wells moet beter weten. Wel als geheim van uiterste liefde en gehoorzaamheid waarin alle door Wells gebruikte voorzetsels meedoen: ‘met’, ‘bij’ en ‘in’, maar ook de prepositie ‘voor’.

Met zijn eenzijdige alternatief moet Wells veel bijbels materiaal laten liggen. Waar is de notie van het ‘rechtsgeding’ dat een groot deel van het Oude Testament domineert? En als Wells dan eens een echt forensische tekst boven een hoofdstuk zet (9. Kolossenzen 2:13-15), is de uitwerking hoofdzakelijk gebaseerd op een scène uit Tolstoj’s Oorlog en vrede. Wells’ eenzijdigheid resulteert dikwijls in een vrijwel in elkaar opgaan van God de Vader en de Zoon Jezus. Het Nieuwe Testament kent echter ook het ‘tegenover’ van beiden, waarbij God niet (alleen) subject, maar (ook) object van de verzoening is.

Wells’ Barthiaanse voorkeur om Jezus en zijn kruis al voor de schepping te plaatsen, kan ik hier slechts kort aanstippen. De incarnatie zat al in het DNA van de schepping (114). Het benadrukken van Gods vastbesloten liefde voor mensen in Jezus vanaf den beginne is een diepe lijn die – net als bij de theologie van Barth – wel de vraag oproept naar de waarde en het belang van de persoonlijke geloofskeus. Wells gaat bij zijn definiëring van ‘een gewonde God’ verder dan Barth wanneer hij op p. 104 stelt dat we het idee moeten loslaten dat God zonder meer goed is en wij zonder meer slecht. Het laatste neigt opnieuw naar een karikatuur, het eerste raakt aan de kern van het Godsbelijden van Israël en de gemeente die Hem door Christus mag kennen.

In zijn voorwoord stelt Wells terecht dat reeds de Bijbel geen eenduidige opvatting over het kruis kent. Mooi is de zin: ‘Maar feitelijk is het kruis onuitputtelijk’ (12). Mijn conclusie moet echter luiden dat Wells zelf dit – met zijn eenzijdige visie en al te karikaturale fronten – niet waarmaakt.


Wim de Bruin, PKN-predikant te Bleiswijk

132 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven
bottom of page