Klimaatbrevier: gebeden | gedichten | liederen
René van Loenen, Van Warven Kampen 2024, 104 blz., € 19,95
Een bundel gebeden, gedichten en liederen rond het thema van de schepping: mensen, planten en dieren in Gods goede schepping en de manier waarop wij met die schepping omgaan. Het onderwerp klimaat komt slechts zijdelings langs, maar de klimaatveranderingen staan duidelijk op de achtergrond bij deze bundel.
Er is van alles te vinden. Wat aanspreekt, is afhankelijk van persoonlijkheid, smaak en gevoel van urgentie bij dit alles. Bij mij kwamen vier perspectieven naar boven die ik hieronder toelicht met kleine citaatjes uit de gedichten.
Positieve insteek
Aan het begin werd ik direct getroffen door het gedicht ‘Ik heb de bomen lief’ (3). Eenvoudig van opzet, tussen klassiek en modern in. Vooral het laatste couplet met de schorsen en kerven, misschien alleen al omdat dit woorden zijn waar je eventjes je best voor moet doen om ze uit te spreken:
Ik heb de bomen lief,
hun stammen aardediep,
de schorsen en de kerven,
hun wijsheid heb ik lief.
Ook bij de omschrijving van de elzenvlieg in het gelijknamige gedicht (39) moest ik even glimlachen. Het gedicht volgt het klassieke patroon van de sonnet, waarbij de eerste twee coupletten de larve omschrijven als ‘op maagvulling gefocust’ en de laatste coupletten het kortere leven van de vlieg zelf met zijn ‘kerkraamvleugels’. De vlieg leeft een paar dagen, ‘niet meer dan nodig is om hier en daar te paren’. Nuchter, maar toch met een hoogtepunt in de laatste regel, die u zelf mag opzoeken.
Negatieve insteek
Naast de prachtige elementen in de schepping ook het negatieve: de dood van (vooral) dieren en het aandeel van de mens daarin. In het gedicht ‘Elegie’ (20) begint de dichter te vertellen dat hij ‘vanmorgen op het terras resten duif bijeengeveegd’ heeft om in het tweede couplet zichzelf in de rede te vallen:
Resten duif als lijdend voorwerp
van een openingszin
Hoe kom je erop! Even creatief verhaalt het gedicht ‘Zeebaars’ (47) gedachten bij een etentje waarbij de vis op het menu staat:
Je dood stond aangekondigd op de kaart.
Ik nam het eerst voor kennisgeving aan,
nu lig je voor mijn ogen opgebaard,
De gedachten gaan verder en komen uit bij de aarzeling rond het gebed voor de maaltijd, ‘alsof ik hiermee nog iets goed kan maken’.
Gebeden
In een dienst rond schepping en het beheer van de schepping kun je wel eens zoeken naar goede woorden, balancerend tussen dankbaarheid en schaamte, tussen grondeloos optimisme en schuldgevoelens over wij mensen doen. Deze bundel reikt teksten en liederen aan, van heel mild tot bijzonder hard van oordeel. Wat mij aansprak, was bijvoorbeeld een zegenbede over het riet in het gedicht ‘Voor onderweg II’ (27). Er gaat van deze voorbede ook een ethisch appèl uit:
Zegen, God, het riet
dat het water zuivert
en het leefgebied herstelt
Heel anders is het Kyrie (83), op een melodie van Chris van Bruggen, waarin fors wordt ingezet met de ‘uitgeputte bodem’ en ‘onze roofzucht, onze hoogmoed, onze waan’. Coupletten 2 en 3 zijn wat milder, terwijl het laatste couplet weer vol op het orgel gaat met zijn ‘aanslag op uw schepping’ en de mens die Gods naam ‘besmeurd’. Om te eindigen met:
om de uitgeroeide soorten,
roepen wij beschaamd u aan,
Eeuwige, ontferm u, ontferm u.
Eeuwige, ontferm u.
Dit zal ik niet snel gebruiken in een liturgie, omdat het de mensen dwingt diep door het stof te gaan zonder dat daarover gesproken is – een kyrie wordt immers aan het begin van de eredienst gezongen – en zonder dat daar vrijwillig gedragsverandering op volgt. Het milde ‘Avondlied’ (83) vind ik dan bruikbaarder. Het vraagt God om nachtrust ‘die inbreekt in ons denken’, maar ook om wegen ‘waarlangs wij kunnen gaan om wat U schept te sparen’.
Humor
Geweldige humor komt naar boven in het gedicht ‘Naaktslak’ (29). Als ik daar iets van citeer, verraad ik meteen de clou. Ik zal dus niets meer doen dan u lekker maken door ernaar te verwijzen.
En als u dan toch nieuwsgierig bent geworden, lees dan vooral ook de definitie van het woord Antropoceen (59): ‘Tijdvak waarin de mens de natuur als kraan ging gebruiken om zijn servers te koelen…’ Het venijn zit ‘m natuurlijk in de staart, maar ook dat verklap ik niet.
Eveline van Staalduine-Sulman
Comments