Open en onbevangen: Een model voor interreligieuze geloofsverantwoording.
Benno van den Toren & Kang-San Tan, KokBoekencentrum Utrecht 2023, 341 blz., € 34,99
Apologetiek, ofwel geloofsverantwoording, wordt meestal geassocieerd met argumenteren over geloof. Een klassiek voorbeeld zijn de zogeheten ‘godsbewijzen’, die vanaf de middeleeuwen werden ontwikkeld. Vandaag de dag gaat apologetiek vaak over het al dan niet bestaan van God, het echt-gebeurd zijn van de opstanding van Jezus, de geloofwaardigheid van kritieken op het christendom en dergelijke. Het probleem van deze klassieke benadering, zeggen de auteurs van dit boek, is dat zij typisch westers is. Apologetiek in deze stijl gaat uit van een aantal aannames die westerse mensen misschien volkomen logisch vinden, maar de meeste andere mensen niet. Religies worden in deze apologetiek gereduceerd tot een set waarheidsclaims, argumenten zijn vooral rationeel, rationaliteit zelf wordt gezien als universeel en mensen worden benaderd als wezens die vooral in hun hoofd zitten – een hoofd dat ook nog eens overal en altijd op dezelfde manier denkt.
Van den Toren en Tan laten overtuigend zien dat dit bepaald geen universele denkbeelden zijn. Mensen zijn individueel sterk verschillend, waardoor iets wat voor de een overtuigend is voor de ander ongeloofwaardig is. Wat mensen geloofwaardig en gezaghebbend vinden, is bovendien mede afhankelijk van hun cultuur. Een cultuur die sterk op het collectief is georiënteerd komt hier tot heel andere uitkomsten dan een individualistische cultuur als de onze. Lang niet alle wereldbewoners vinden rationele argumentatie belangrijk: voor talloze mensen vroeger en nu is religie veel meer een kwestie van ‘kracht’ om bedreigingen het hoofd te kunnen bieden. Of het evangelie hun iets te zeggen heeft, zal veel te maken hebben met de power die het christelijk geloof met zich meebrengt in een wereld die bevolkt is door demonen, vooroudergeesten en ziekten. En religies verschillen enorm van elkaar, niet alleen in hun uitingsvormen, maar ook in de vragen die zij beantwoorden. Zij creëren vaak hun eigen vragen en levensproblemen; in die zin zijn zij (deels) gesloten systemen die niet zo gemakkelijk met elkaar communiceren.
Voor de auteurs leidt dat niet tot cultuurrelativisme. Daarvoor zijn theologische redenen, zoals de bijbelse noties van de ene Schepper en het universele appel van Christus. Maar ook meer filosofisch laten zij zien dat een sterk cultuurrelativisme absolutistische trekken heeft: het eigent zich een perspectief toe dat geen mens heeft, namelijk een neutraal vergelijkend overzicht kunnen bieden van alle religies. In feite is de angst voor relativisme zelf geworteld in westerse tradities die vaak een dilemma creëren tussen absolute en universele zekerheid enerzijds en epistemische chaos anderzijds. Maar daartussen zijn begaanbare wegen te vinden, betogen de schrijvers. Zij zoeken die in een ‘model’ dat leunt op kritisch realisme (er is een werkelijkheid buiten ons die maakt dat de ene waarheidsclaim plausibeler is dan de andere, maar wij kennen die werkelijkheid onvolkomen), en op de rationaliteitskritiek van Alasdair McIntyre. De laatste betoogt dat rationaliteit niet universeel is, maar ingebed in tradities, elk met hun eigen vragen. De rede kan dus geen neutrale, traditie-onafhankelijke scheidsrechter zijn tussen religies. Tegelijk is het zo dat de tradities waarin rationaliteiten zijn ingebed zelf kunnen vastlopen in hun vragen. Het is mogelijk om van de ene traditie over te gaan tot de andere, juist omdat mensen binnen hun eigen traditie tot ontdekkingen kunnen komen die hen doen vragen naar een ander geluid en hen laten uitkomen bij Jezus. Het boek staat vol met voorbeelden van hindoes, moslims, boeddhisten en moderne spirituele zoekers die iets dergelijks overkwam.
Religies zijn voor de auteurs geen setje waarheden, maar holistische levensvormen. Apologetiek moet daarom holistisch zijn, gevarieerd, contextueel gevoelig, ondersteund en belichaamd door het leven van christenen en vooral door dat van de christelijke gemeenschap. Ook kan men niet spreken over de waarheid van het evangelie zonder die waarheid zelf te belichamen. Apologetiek is daarom bescheiden, hoffelijk en liefdevol, gericht op een werkelijk contact met anderen. Daarbij benadrukken de auteurs continu dat er te leren valt van anderen, en ook van andere religies. Dat komt niet in mindering op de beslissende betekenis van het goede nieuws in Jezus Christus.
Na het eerste systematische deel vervolgen de auteurs met een reeks proeven van apologetiek in de context van achtereenvolgens oorspronkelijke religies (veelal animistisch), hindoeïsme, boeddhisme, islam, secularisme, en laatmoderne spiritualiteiten. Daarbij illustreren zij verschillende strategieën, van power-encounters bij oorspronkelijke religies tot het blootleggen van interne spanningen in laatmoderne spiritualiteiten.
Al met al is dit een leerzaam en overzichtelijk handboek. Mijn enige kritiek is dat het soms lijdt aan nogal abstract taalgebruik. Juist voor een boek dat zo pleit voor een persoonlijke en gevoelige benadering zou het waardevol zijn geweest om meer uit te gaan van een analyse van persoonlijke verhalen – zowel bekeringsgeschiedenissen als ook verhalen waar de ontmoeting niet uitliep op een geloofsverandering.
Stefan Paas, hoogleraar missiologie en interculturele theologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam en hoogleraar missiologie aan de Theologische Universiteit Utrecht
Comments